We nemen weer een van de hoofdstroom van de kerk afwijkende opvatting onder de loep. Het betreft dit keer de opvatting van Arius. Hij stelde de vraag of je Christus wel als God mocht bestempelen. Is Hij God of toch een schepsel?

 

Is dat op het eerste gezicht een relevante vraag? Schepsel of God. Worden wij met de beantwoording van die vraag wijzer? En als we dan wijzer worden, wát worden we dan wijzer? Waarom strijd in de vroege kerk (vierde eeuw) over de identiteit van Jezus? Het voert ons terug naar de vraag van Jezus aan zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is? En, daaraan gekoppeld, het antwoord van Simon Petrus: U bent de Messias, de Zoon van de levende God (Mat.16,13-16). Je zou kunnen zeggen dat in de vraag (Mensenzoon) en het antwoord (Zoon van de levende God) de spanning al ligt opgesloten. Het hangt er maar vanaf hoe je die woorden vertaalt: hebben we met Jezus nu met een mens te maken of met God, of met een zogenaamd Godmens?

 

Voorlopers

De discussie liep al langer. Daar was Paulus van Samosata (tweede helft derde eeuw). Zijn naam is verbonden met het Adoptianisme. Jezus was weliswaar Zoon van God maar dan in die zin dat Hij door de Vader als Zoon was geadopteerd. Wezenlijk is er dan geen eenheid tussen de Vader en de Zoon. De ‘inwerking’ van God de Vader op de mens Jezus is zo sterk dat ze het inhoudelijk helemaal eens zijn met elkaar.

Ook in de derde eeuw horen we de stem van Sabellius. Zijn opvatting omschrijven we als het Modalisme. Het ging Sabellius vooral om de eenheid van God. En daarom stelde hij dat God zich achtereenvolgens openbaarde als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Deze drie zijn als het ware rollen die God speelt. God doet telkens een ander masker voor.

Zowel de opvatting van Paulus van Samosata als die van Sabellius wordt door de kerk van die dagen veroordeeld.

 

Eén letter verschil!

Waar begin je een vraagstuk op te lossen? Begin je bij het geloofsmysterie of maak je je verstand leidend? Arius zette in op het verstand. En met anderen – er waren er in zijn tijd meer die er zo over dachten – verklaarde hij dat als de Vader de Zoon heeft verwekt, die Zoon een begin had en dat er dus een tijd was geweest dat de Zoon er niet was. Conclusie: de Zoon is een schepsel en niet God zelf.

Zijn grote tegenstrever van die tijd werd meer en meer Athanasius. Athanasius kwam onverschrokken op voor de godheid van Christus.

Het pleit werd beslecht tijdens de kerkvergadering van Nicea in 325. De uitspraak: Vader en Zoon zijn ‘homoousios’ (Grieks, d.w.z. van hetzelfde wezen) en niet zoals Arius beweerde ‘homoiousios’ (met een extra letter, nl. de ‘i’, d.w.z. gelijksoortig wezen). Die ene letter verschil blijkt wel een wereld van verschil. Arius beschouwde de Zoon als schepsel. Wel een bijzonder schepsel: door Hem was de wereld geschapen en Hij was er voor de tijd. Maar ooit bestond Hij niet.

 

Verlossing in het geding

Athanasius bestreed Arius door aan te dragen dat een schepsel (de Zoon) een ander schepsel (de mens) niet kan redden. En aangezien Arius Jezus Christus als een schepsel beschouwt, kan Jezus Christus de mensheid niet redden. Natuurlijk ontkende Arius de redding door de Zoon niet, maar in de ogen van Athanasius was de opvatting van Arius niet samenhangend. Voor Athanasius houdt redding goddelijk ingrijpen in. Het Woord is vlees geworden. God treedt zelf de wereld binnen om te verlossen.

Het tweede waar Athanasius op wees was het gegeven dat christenen Jezus Christus prijzen en aanbidden. Als de gedachtegang van Arius klopte (de Zoon is schepsel), dan mocht Jezus Christus niet als God aanbeden worden. Maar ondertussen aanbad Arius de Zoon wel… Hoe kan Arius, zo vraagt Athanasius zich af, tot een schepsel bidden?

 

Wat kunnen wij er vandaag mee?

Het is van belang erop te wijzen dat Arius’ opvatting feitelijk de deur openzet naar een andere religie. Een godsdienst die dicht bij de Islam zou staan. Er ontstaat het beeld van een absolute en ongenaakbare god. Een god waarover we eigenlijk niets kunnen zeggen omdat die god zich niet volkomen heeft bekendgemaakt in zijn Zoon. Die god blijft op afstand van de wereld staan want Hij maakt zich dan bekend door een schepsel. Er wordt dan door die god geen brug gelegd naar de wereld. Terwijl het bijzondere van het christendom nu juist is dat wij in de Zoon God zélf ontmoeten! God maakt zichzelf bekend.

Heeft Arius dan helemaal niets goeds gebracht? Als we hier ‘ja’ zouden antwoorden, doen we hem geen recht. Arius heeft haarscherp gezien dat wanneer Jezus te zeer wordt verheven tot bovenmenselijk, dat dan de navolging van deze Jezus wel eens in het gedrang zou kunnen komen. Alle nadruk leggen op Christus die verlost (als God, zo stelde Athanasius), kon het volgen van Jezus op een zijspoor brengen!

De filosoof Kierkegaard heeft dat in de negentiende eeuw als volgt onder woorden gebracht: ‘Met behulp van dogma’s beveiligde men zich tegen alles wat niet geheel ten onrechte een christelijk voorbeeld kon worden genoemd.’

Als je met Athanasius de goddelijke Verlossing hebt veiliggesteld, heb je onmiddellijk de insteek van Arius nodig om de mens Jezus Christus te volgen.

 

N. Vennik, Zwolle