Ons redactielid Krijn de Jong verloor 27 december jongstleden zijn oudste zoon. Hij kwam ten val in Israël, waar hij heen gegaan was om samen met zijn vrienden van de Shelter in Eilat zijn veertigste verjaardag te vieren. Vijf gezinsleden vertrokken naar Israël om Bert in zijn laatste dagen bij te staan. In de plaatselijke Urker krant schreef Krijn over de droevige dagen in Israël en de weken die daarop volgden. Het leek ons waardevol om deze aangrijpende verhalen ook met de lezers van het Kerkblad voor het Noorden te delen.

Rouw

Het wakker worden is het ergst. Een diep verdriet overvalt je. Er valt niets te relativeren of te bagatelliseren. De dood is enorm. Immens is het verschil tussen ‘zeer kritiek’ en ‘overleden’. Zolang er maar een sprankje leven is, is er hoop. Ook tegen beter weten in houdt de hoop stand. En dan, als de dood zich aandient, lijkt het of je plotseling helderziende wordt. Ineens weet je wat je had moeten doen en wat je had moeten zeggen en hoe kwetsbaar en eenzaam die ander was. Het gewone leven van zorgen en touwtrekken maakt je denken en je voelen troebel. Pas oog in oog met de dood, zie je. Het doet geweldig zeer. We proberen met ons verdriet om te gaan. Ieder lid van het gezin op zijn eigen manier en met zijn eigen herinneringen. Het liefst zou ik net zo rouwen als onze Eritrese vrienden. Ze bukken zich, trekken hun jas over hun hoofd en laten hun emoties gaan. Huilen, schreeuwen, urenlang. Bij ons wordt dat niet op prijs gesteld. Ik kan het alleen doen als ik in m’n eentje in de auto zit. Dan schreeuw ik Bert zijn naam en schreeuw ik tot God om hulp.     

Vijf dagen hebben we gewacht op het lichaam van Bert. En dan komt hij, tijdens de eerste januaristorm naar huis. We voelden geen enkele aandrang om de zorg voor Bert uit handen te geven. Zo’n liefdevol intiem gebeuren is voorbehouden aan familie en vrienden. De kist met het lichaam staat in de huiskamer voor de vensterbank. In de vensterbank twee brandende kaarsen. Een wit laken voor het raam. En voor het bovenraam de schijnende ster. De kerstster die de weg wijst naar het Kind. Wonderlijke dagen. We hebben overwogen om Bert in Israël te begraven. Hij had zelf in zijn testament de mogelijkheid geopperd. Hij had drie voorkeuren: Jeruzalem, Amsterdam of Urk. We kozen er voor om hem dichtbij ons te houden en aan familie en vrienden de mogelijkheid te geven om afscheid te nemen. Rouwen is toch iets dat je samen moet doen.

Voor ons als ouders is alles anders geworden. We proberen te leven op de laatste herinneringen. En ons geloof wordt beproefd. Daniel, onze Joodse vriend in het ziekenhuis van Beer Sheva, was de eerste die tegen ons sprak nadat we hoorden dat we Bert moesten gaan missen. ‘Elohim’, zei hij, en hij bewoog zijn handen van boven naar beneden. En daarna weer, ‘Elohim’ en zijn handen gingen in de lucht. Na Daniel hebben veel mensen in Israël en op Urk woorden van troost gesproken. Veel mensen kwamen langs. Sommigen brachten ons eten. Heel veel mensen stuurden kaarten. Een lieve zuster bracht een knipwerkje, een ander een schilderstukje, weer een ander een bloemstukje. Regelmatig ontvingen we troostende woorden uit de Bijbel. ‘Zie Ik ben met u al de dagen’. Met een streepje onder ‘Ik’ en onder ‘al de dagen’. ‘De naam van Elohim zij geloofd’.

Krijn de Jong, Urk