De dood als plek waar leven opbloeit - dat is een centrale christelijke gedachte. Maar hoe sterven we aan onszelf, aan onze ‘begeerten’ en ‘afhankelijkheden’? En wat gáát er dan bloeien?

Iemand zei: ‘Ik weet wel dat ik los moet laten, maar hoe doe je dat als je zo enorm naar iemand verlangt en die persoon niet kunt ‘krijgen’? Ik heb me suf gebeden tot God. Maar hoe meer ik ertegen vocht, hoe meer ik vastdraaide. Depressie, woede en verdriet namen juist toe.’

Hoe laat je los? Hoe meer ik vecht tegen mijn trots, drift, zucht naar eer en goedkeuring (van kerk, familie of anderen), hoe erger het wordt. Probeer ze maar eens weg te stoppen, die jaloezie, hebzucht, regelzucht en heerszucht,  ze keren als een boemerang terug. Hetzelfde geldt voor controledwang en genotzucht.

Geschapen verlangens

Mystici uit allerlei tradities onderstrepen het belang van het sterven aan jezelf, het loslaten van emotionele hechting of begeerte. In sommige tradities gaat deze onthechting zelfs zeer ver, naar onverschilligheid toe. Dat níks je meer raakt. Maar dat is niet hoe Jezus het ziet vanuit Zijn Joodse geloof. In dat geloof hebben het aardse en aardse verlangens zeer zeker waarde! Omdat deze immers door God zelf zijn geschapen? Het is prima om verlangens te hebben. Ze zijn zelfs noodzakelijk, anders kwamen we niet eens uit onze stoel! Zolang verlangen maar geen dwang wordt. Want dan wringen we ons in duizend bochten om het verlangde te krijgen of te houden. Vrijheid wordt gevangenschap. Met angst, frustratie en depressie als begeleidende verschijnselen. Maar hoe laat je begeerte los?

Als eerste:

Ik beschrijf hier de menselijke kant*: het is aan óns om opmerkzaam te zijn op wat er zich in ons afspeelt aan begeerten (gehechtheden, neigingen, patronen, innerlijke stemmen, dwangmatigheden). En wat de daarbij behorende gevoelens zijn, zoals angst, leegte, jaloezie of frustratie. Dat we die echt gaan zien, in plaats van bevechten of wegstoppen of het een volgende keer proberen ‘beter’ te doen.

Ook en juist in de stilte kunnen we ons bewust worden van onrust, neigingen, boosheid, onbehagen of angst. Veel mensen moeten altijd muziek of afleiding hebben, om maar niet ‘gek’ te worden vanwege de innerlijke onrust. Maar als we God en de vrede van God ook echt willen ervaren, dan zullen we immers ook zélf aanwezig moeten zijn, bij onszelf?

Als tweede: 

Verder dienen we ons te realiseren dat die negatieve gevoelens in óns en ván ons zijn. Dat klinkt logisch maar we kijken liever naar ‘buiten’ om een schuldige aan te wijzen als ‘oorzaak ’van onze frustraties. Vaak is er niet eens een echte ‘schuldige’. Is er alleen maar ons ‘ego’ dat zich altijd zo snel hongerig, beledigd of gekwetst voelt. En als we emotioneel al te gehecht zijn aan bepaalde mensen (denk bijvoorbeeld aan ouders of kinderen die we moeten ‘loslaten’), dan hebben we die afhankelijkheid onder ogen te zien en te erkennen.

Als derde:

Als laatste is van belang dat we onze emotionele gehechtheden en de bijbehorende pijn en negatieve gevoelens, steeds weer opníeuw observeren en erkennen. Niet meer, niet minder. Niet op een navelstaarderij-achtige manier, maar gewoon: in alle helderheid.

Dat opmerkzaam zijn, dit erkennen en aanvaarden, staat haaks op ‘ertegen vechten’ of  onszelf veroordelen, wat averechts werkt. Als we zo lelijk met onszelf omgaan, zijn we op dat moment niet meer ‘in Christus’. In Wie immers geen veroordeling is, maar juist barmhartigheid? Met die barmhartigheid én helderheid mogen we leren kijken. Ook bij anderen. Alleen dát is genezend. Dat is gebruik maken van het krachtenveld van de Geest. Wie zo opmerkzaam wordt en kijkt naar wat er binnenin gaande is, die ontwaakt meer en meer uit de dood, de dood van afhankelijkheid en begeerte, uit de patronen waarin hij vastzit. Die sterft stukje bij beetje daaraan.

Lichaam is tempel

Paulus vroeg: ‘Wat kan ons scheiden van de liefde van God?’ Niets immers? Maar waarom beleven we zo vaak wél afgescheidenheid, en zo weinig vrede? Het punt is, denk ik, dat we vaak zélf niet thuis zijn bij onszelf. Als ons lichaam een tempel is van Gods Geest, en tegelijk ook de verblijfplaats van al onze gevoelens, dan zullen we ook zélf met aandacht daarbinnen aanwezig moeten zijn. Om zo tot een ware ontmoeting te komen met Gods herstellende Geest. Dan gaan we iets opmerken van een nieuwe geboorte. Een geboorte ‘van boven’, zoals Jezus zo mooi tegen Nicodemus zei. We gaan dan leren wat lelies, vogels en kleine kinderen van nature doen: open, vertrouwend, ontvangend en vrij levend in het heden. Zonder de neurotische angsten en frustraties als gevolg van onze begeerten. Door dit ‘sterven’ heen bloeit iets nieuws op. Een fontein van levend water, van waarheid, goedheid en liefde. Omdat God dat beloofd heeft en ons zo wil inschakelen, als priesters in en voor deze wereld.

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen

*Zie voor een diepgaandere beschouwing de boeken van de Jezuïet Anthonio de Mello: ‘De herontdekking van het leven’ en ‘Bewustzijn’.