Wat is er met die Naam aan de hand, dat wij hem niet exact kennen, en wat we er wel van weten op een andere manier tot uitdrukking brengen? In Exodus 3, 13 wordt er uitdrukkelijk naar die Naam gevraagd en in vers 14 wordt er ook antwoord op gegeven, maar dan vooral als de inhoud van die naam. Toch weet niemand hoe die naam moet worden uitgesproken. Daarom zijn er omschrijvingen ontstaan.

Vier letters
In het Hebreeuws wordt die naam weergegeven door vier medeklinkers, die in ons letterschrift er zo uitzien: JHWH. Dat levert een onuitsprekelijk woord op. Als je er klinkers aan toevoegt, wordt dat beter: JeHoWaH. Dat valt wel uit te spreken, en zo gebeurde het in de kerk ook eeuwenlang.
In de synagoge deed men het anders: de drie klinkers a o a werden opgevat als de klinkers van het woord adonai en dat betekent 'heer'. Je spreekt iets anders uit dan je ziet. Telkens als je JHWH ziet, zeg je 'adonai'. Waarom? Wel, de naam van Israëls God is zo exclusief, zo heilig, dat je die niet uit mag spreken. Denk maar aan het derde gebod 'Gij zult de naam van de HERE (JHWH) uw God, niet ijdel gebruiken'. Je mag zijn naam niet in verband brengen met zaken waar Hij niets mee te maken heeft. Dan kun je maar beter die naam helemaal niet gebruiken. Nu zou daar nog wel iets meer over te zeggen zijn, maar van belang is wel dat we behoedzaam en doordacht mogen zijn, als het over de Naam gaat. Het verdient daarom aanbeveling om 'Jahweh' niet uit te spreken zoals enige tijd mode is geweest. Al was het alleen maar om onze Joodse broeders en zusters niet te kwetsen. Maar wat dan wel?

God
Veelal spreken we Hem aan als God, en soms doen we alsof dat een naam is. Maar het woordje God is eerder een functie. Bovendien veronderstelt het dat er ook andere goden zijn die door mensen worden bevraagd en aanbeden. Dus als je tot God bidt en dat in de aanhef ook zegt, wie bedoel je dan? Dan hebben we het nog niet eens over het gebruik dat woorden in vervloekingsformules of kreten van schrik of verbazing gebezigd worden. Veelal met een Amerikaans accent: 'O my God',
en dan te pas en te onpas. Weliswaar geen directe zonde tegen het derde gebod, maar of het zo gepast of wellevend is, valt te betwijfelen.

HEER, of HERE of HEERE?
Het is een goede greep geweest van de vertalers om de Naam van Israëls God met HEER of HE(E)RE weer te geven. Want dat is de vertaling van Adonai. De drie verschillende spellingsmogelijkheden maken wat dat betreft ook geen enkel verschil. Belangrijk is wel, dat de weergave van JHWH met hoofdletters gebeurt, om het verschil met Heer als weergave van adonai aan te geven. Toch is er nog wel een probleempje. Roept deze weergave niet een grote afstand op, want een Heer staat immers ver boven gewone mensen. Het riekt voor sommigen zelfs naar een meester - slaaf verhouding. Is dat doorslaggevend voor Israëls God? Is een vergelijking met aardse heren en meesters niet misleidend?

Andere opties
Men heeft gezocht naar andere oplossingen. Zo heeft de beroemde Duitse vertaling van Buber en Rosenzweig de godsnaam consequent weergegeven met 'ER' hetgeen dan met een lichte nadruk kan worden voorgelezen. In onze taal zou het dan 'HIJ' kunnen worden. Toch ligt er dan een ander misverstand voor de deur. Wanneer hoor je HIJ (God) en wanneer hij (een man)? 
Interessant is de weergave van Pieter Oussoren in de Naardense vertaling. Hij spreekt over de ENE, en dat klinkt op het eerste gehoor wat vreemd, maar het sluit wel naadloos aan bij de geloofsbelijdenis van Israël in zijn kortste vorm: 'De HERE is onze God, de HERE is één!' (Deut.6,4). De eenheid van Israëls God staat voorop, al staat het zijn drievuldigheid niet in de weg. Zijn eenheid is het tegendeel van alle mogelijke vormen van verscheurdheid, verdeeldheid en ook tweeslachtigheid. Hij is een God-uit-een-stuk, standvastig in zijn trouw.

Eigenschappen
Een andere oplossing die momenteel nogal eens gebezigd wordt is: Hem noemen naar een van zijn eigenschappen. Bijvoorbeeld: de Eeuwige, of de Barmhartige. Daaronder valt wellicht ook: de Schepper, de Almachtige, of: de Voorzienigheid. Zelfs hoorde ik onlangs iemand spreken over de Onuitsprekelijke. Met al die aanduidingen wordt slechts een aspect van Hem genoemd, en dan loop je wel het gevaar dat andere aspecten in de schaduw geraken of zelfs geheel verdwijnen. Dan kom je zomaar op het vlak van de 'lieve' God, of de 'boze' God.
Daar is Hij te groot en te veelzijdig voor.  We mogen Hem noemen of duiden waar Hij wel bij hoort. Dan zal het gaan over zijn grote daden.

 

D.J.K.G. Ruiter, Arum
 
ds Hans Ruiter