Op 13 november jl. was het vijfenvijftig jaar geleden dat ds. J. Westerink werd bevestigd als predikant. Naar aanleiding van dit jubileum stelde Krijn de Jong hem een aantal vragen.

 

U hebt tijdens uw ambtsbediening drie generaties voorbij zien komen. Wat zijn de belangrijkste veranderingen?

Wanneer het over veranderingen in de samenleving en in de wereld gaat, kunnen we zonder overdrijving stellen dat er in de laatste halve eeuw per vijf jaar meer veranderd is dan voordien veranderde in een generatie. Er zou een artikelenreeks aan gewijd kunnen worden wanneer iemand de veranderingen sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw zou willen aanduiden. Wat is er veel veranderd op allerlei terrein: op het gebied van politiek, economie, onderwijs, wetenschap, verkeer, techniek, en niet te vergeten de ingrijpende veranderingen op ethisch terrein zoals huwelijk en seksualiteit, leven en dood. In zo’n wereld is het geen wonder dat er ook veel verandert op het gebied van godsdienst, kerk en geestelijk leven. Een generatie wijze mannen, die met geestelijk gezag konden spreken en daarom ook een vaste plaats hadden in kerkelijke vergaderingen tot in de generale synode toe, viel weg en werd vervangen door een nieuwe generatie. Er werden besluiten genomen waarvan het in de vrijheid van de plaatselijke kerken werd gelaten om ze al dan niet over te nemen. Dat was niet allemaal even ingrijpend, al leidde dat wel tot een bepaalde onderlinge vervreemding. Gelukkig hield de Heere ons als kerken bij elkaar, ook in een tijd waarin kerken om ons heen scheurden en de kerkelijke kaart in Nederland voor een niet-ingewijde nog moeilijker te begrijpen werd dan het al was.

De belangrijkste veranderingen zijn voor mijn besef gebeurtenissen in de eerste decennia van deze eeuw. Ik noem drie zaken. Allereerst ben ik heel dankbaar voor de besluiten betreffende het voortbestaan van de TUA. Dankbaar voor het onderwijs dat ikzelf daar ontving van een eerdere generatie professoren, ben ik met het oog op de toekomst van onze kerken ook dankbaar voor het behoud van deze opleiding en de huidige generatie hoogleraren.

Vervolgens, dankbaar voor de mijns inziens Bijbels gefundeerde besluiten die de laatste twintig jaar genomen zijn in de vragen rond vrouw en ambt en homoseksualiteit, besluiten die na herhaald grondig onderzoek bevestigd zijn in antwoord op revisieverzoeken, doet het mij verdriet dat die besluiten van verschillende kanten bestreden worden. Hier is het voortbestaan van onze kerken in geding. Toen in 1968 de synode besloot het actieve kiesrecht voor de vrouw in de vrijheid van de kerken te laten, werd van verschillende kanten heel nadrukkelijk verklaard dat dit op geen enkele wijze gezien mocht worden als een eerste stap naar het passieve kiesrecht voor de zusters der gemeente.

 

Wat verdient het om in deze tijd benadrukt te worden?

Het antwoord op deze vraag kan kort zijn. Wijlen prof. Kremer, die ik als mijn geestelijke vader zie en in zijn gebed aan het begin van de colleges vaak bad om ‘restloze overgave’ aan de Heere, zei in zijn colleges homiletiek wel eens: ´Mijne heren, de Heere heeft ons maar één middel gegeven om te concurreren met de wereld en dat is Zijn Woord. Al het andere kan de wereld veel beter. Begin daar dus maar nooit aan.´ Hij leerde ons geestelijke leiding te geven in de prediking.

 

In welk opzicht bent u zelf veranderd?

Die vraag kan beter door een ander beantwoord worden. Zelf heb ik altijd de gedachte, dat mijn eerste gemeente veel geduld heeft gehad met deze jongeling en dat de Heere een gemeente waar ik het niet zo gemakkelijk heb gehad, heeft gebruikt als Zijn werkplaats om mij bij te schaven en mijn prediking te verdiepen.

 

Is geloven, op God vertrouwen, gemakkelijker als je ouder wordt?

Op God vertrouwen is een gave van God zelf. Je krijgt het. In dat opzicht is het altijd gemakkelijk en anders is het altijd onmogelijk. Wanneer we ouder worden, word je daar als het goed is hoe langer hoe meer van overtuigd. En verder: de Heere gebruikt de gang van je leven vaak om dat vertrouwen te versterken. Ruim dertig jaar geleden meende de dokter een kwaadaardige tumor te constateren in mijn buik. Op de zondag voor de operatie moest – mocht – ik net weer preken aan de hand van Zondag 1: ‘Dat ik met «cursief» lichaam «einde cursief» en ziel het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker’. Ik had daar natuurlijk al meer over gepreekt. Maar toen raakte dat ene woordje me: ‘met lichaam'. Ik besefte: dat geldt voor mij. Als ik overmorgen op de operatietafel onder narcose lig, dan is dat lichaam waarin de dokter aan het werk gaat, van Christus! Dat gaf toen een diepe rust en een vast vertrouwen dat niet beschaamd is.

In het vroege voorjaar van 2018 constateerde de arts bij mij een agressieve vorm van kanker. Hij wilde opereren maar zei bij voorbaat dat de prognose erg somber was bij dat soort kanker. Er is in die tijd heel veel voor mij gebeden en ik mocht me in Gods goede handen weten. Ik ben niet beschaamd. Kijk, die dingen sterken en verdiepen je vertrouwen. Al ken ik uit mijn ambtelijke praktijk ook situaties waarin mensen het heel moeilijk hadden omdat Gods weg een andere was dan die zij hoopten. Maar ook dan kan vertrouwen verdiept worden en leert een gelovige zingen: ´Ik zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heten´. Mijn oude opoe zong dat. Ze had geen gemakkelijk leven gehad. Ze was de eerste keer zes weken getrouwd; toen overleed haar man en moest zij haar boeltje inpakken. Maar de Heere leerde haar dat vertrouwen door de diepte heen.

 

Hartelijk dank voor het beantwoorden van de vragen. We wensen u Gods zegen en nabijheid toe op uw verdere levensweg.

 

Krijn de Jong, Urk