Bij de Heilige Geest kan ik me weinig voorstellen, in tegenstelling tot God, de Schepper en zijn Zoon Jezus Christus, zei een ouderling. Ik legde hem uit dat de Geest al bij de schepping betrokken was en dat door Hem Jezus als Gezalfde zijn werk deed. Bovendien kwam Hij met Pinksteren in de gelovigen wonen. Zo komt in de Heilige Geest God ons het meest nabij. De ouderling luisterde welwillend, maar mijn korte verklaring gaf niet de gewenste verduidelijking. Was ik te theoretisch geweest? Had ik te weinig gesproken door de Geest?

 

Toen stuitte ik op Vol van de Geest, een boek dat mogelijk duidelijkheid zou verschaffen. Toen ik echter ontdekte dat de schrijver, Peter Halldorf afkomstig is uit de Zweedse Pinkstergemeente wekte dat mijn argwaan. Ik had namelijk De reis van de voorganger van Per Olov Enquist had gelezen. Daarin is Lewi Pethrus, de oprichter van de Zweedse Pinkstergemeente, de hoofdpersoon. Enquist beschrijft dat Pethrus zich niet alleen liet leiden door de Geest, maar ook door machtswellust die leidde tot broedertwist. Niet fraai dus, maar Halldorf citeert Pethrus alleen maar lovend, als een man vol van de Geest.

Met een vooroordeel begon ik dit boek te lezen, maar dat raakte naar de achtergrond. Weliswaar blijkt onmiskenbaar dat Halldorf een Pinkstervoorganger is. Volgens hem is de normale gang van zaken voor iemand die tot geloof komt: dopen gevolgd door handoplegging als teken van de Geestesdoop. Op het geestelijk belang van die handoplegging legt hij grote nadruk. Ook aan de gaven van de Geest geeft hij uiteraard veel aandacht. Hij beperkt zich echter niet tot de gaven van de tongentaal, profetie en genezing. Bovendien waarschuwt hij ervoor op die gaven prat te gaan. Ze worden namelijk niet gegeven om een bijzondere ervaring te ontvangen, maar om gelijkvormig te worden aan Christus. Het gaat om: een leven innig verbonden met Christus in de kracht van de Geest.

 

Hooglied

Wat verder opvalt in deze studie is de grote kennis van de auteur van de vroegchristelijke tijd. Hij citeert geregeld gelovigen uit die tijd die vol waren van de Geest. Ook viel het me op dat hij dezelfde bevindelijke taal gebruikt als in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Volgens hem moet Christus in ons hart geboren worden, en is bij hen het Hooglied het meest geliefde Bijbelboek. Daarin gaat het namelijk over de liefde tussen de Bruidegom (Christus) en de bruid (de gelovige).

Wat me aansprak waren zijn opmerkingen over de eredienst. Het gaat er niet om het leuk met elkaar te hebben of ons te richten op de zoekende mens. We moeten op God gericht zijn, Hem eren en aanbidden en zo het geloof levend maken.

Het mooist vond ik hoofdstuk 18, waarin hij tranen een gave van de Geest noemt. Ze getuigen namelijk dat de volmaaktheid nog niet is bereikt. Ze spreken van verdriet en verlangen. En het tweede, hieraan gelijk is hoofdstuk 21 over het Koninkrijk van God. Dat komende Koninkrijk wordt al zichtbaar in de aanwezigheid van de Heilige Geest. Door Hem wordt alles anders, totdat de Koning komt en door Hem de voltooiing bereikt wordt. Alleen al vanwege deze twee hoofdstukken houd ik dit boek binnen handbereik. Het is echt de moeite waard en in prachtige taal geschreven.

 

Adriaan

Mijn vooroordeel verdween niet helemaal, omdat ik in dezelfde periode De erfenis van Adriaan las. Adriaan was niet zo’n brave en eigengereid. Maar hij kwam krachtdadig tot bekering. Hij ging vanaf toen niet meer naar de gereformeerde kerk, maar naar een pinkstergemeente. Hij begon met intense Bijbelstudie. Uiteindelijk startte hij met zijn vrouw en nog vier echtparen een eigen gemeente. Ze sloten met God en elkaar een verbond van onvoorwaardelijke trouw. Ze werden in deze stap bevestigd, doordat God zich op verschillende manieren krachtig aan hen openbaarde. Adriaan was de voorganger. Zijn broer Bram kreeg geregeld een profetie tijdens de dienst, en kreeg dan de gelegenheid om haar door te geven.

 

De gemeente groeide als kool. Maar op een dag braken Bram en zijn vrouw met de gemeente. En nog weer later ook anderen. Wat bleek? Adriaan misbruikte nogal wat vrouwen. Dat bleef echter onder de dekmantel. Als iemand hem ermee confronteerde, beschuldigde hij die ander ervan dat hij niets van geestelijke zaken begreep en zelf als een schuldige afdroop. Pas na zijn dood kwam het schandaal in volle omvang aan het licht. De auteur van dit boek is de zoon van één van de eerste vijf stellen. Hij voelde zich verbonden met de gemeente van Adriaan. Maar tenslotte ging hij steeds meer twijfelen aan alles, ook aan het bestaan van God. Toen het dubbelleven van zijn oom Adriaan aan het licht kwam, deed dat voor hem en zijn vrouw de deur dicht.

Op een dag zei zijn eigen zoon: ‘Wat God betreft, het zou mooi zijn als Hij op de een of andere manier bestaat, ik zou er alleen niet te veel op rekenen.’ Die opmerking bracht hem ertoe deze autobiografische roman te schrijven over het afstand doen van de erfenis van Adriaan en het afscheid van God.

Dit boek maakt diepe indruk, maar kan ook voor verwarring zorgen. Wat echt van de Geest lijkt te zijn, kan blijkbaar ook uit een andere koker komen. Het blijft oppassen met mensen die pretenderen dat zij de Geest hebben. Door de Geest van Christus ben je bereid jezelf te verloochenen.

 

Naar aanleiding van: Peter Halldorf, Vol van de Geest, Hoe de Heilige Geest het dagelijks leven verrijkt, maar niet in dit boek, vertaling Gerrie Mos-de Boer, Ark Media, Heerenveen, ISBN 978 90 33825 04 0, € 24,95.

Johan Lock, De erfenis van Adriaan, Ambo/Anthos, Amsterdam, tweede druk 2018, ISBN 978 90 263 3979 0, € 20,00.

 

D. Visser, Amersfoort