Op 14 november 1618, één dag na de officiële opening, zaten 56 kerkelijke afgevaardigden, 23 theologen uit het buitenland, 5 Nederlandse professoren en 18 commissarissen-politiek klaar om de belangrijkste kwestie die op de synodale agenda stond te behandelen: het geschil met de remonstranten. Zij werden door de synode 'geciteerd', dat wil zeggen opgeroepen om met een vertegenwoordiging voor de synode te verschijnen en zich te verantwoorden. Een formulering die meteen duidelijk maakte hoe de verhoudingen lagen.

 

Het duurde drie weken voordat de dertien vertegenwoordigers daadwerkelijk ter synode verschenen. Hun woordvoerder was de Leidse hoogleraar Simon Episcopius (1583-1643), die in 1610 Arminius aan de universiteit was opgevolgd. Episcopius stak op 7 december 1618 een op zichzelf fraaie en geleerde rede af, waarin hij stelde dat de remonstranten ten onrechte beschuldigd werden van on-gereformeerde leringen.

Toen Bogerman vroeg om de schriftelijke neerslag van de toespraak, bleek deze echter sterk te verschillen van wat Episcopius had gezegd. Dit zorgde bij de synode al voor de nodige irritatie. Daarbij was de opstelling die de remonstranten kozen weinig coöperatief. Zij betwistten de wettigheid van de synode, die mede te danken was aan het politieke ingrijpen van prins Maurits en de omwenteling die hij had doorgevoerd. Zij zagen de synodeleden als scheurmakers en draaiden de rollen dus om. Veel tijd ging heen met gekissebis over formaliteiten en te volgen procedures. Bijvoorbeeld over de vraag waarover men het eerst zou spreken, over de verkiezing of over de verwerping. De remonstranten wilden het laatste, de voorzitter het eerste. De vergadering stelde zich achter hem. En bovendien werd de orde van de vergadering door het moderamen bepaald en hadden de geciteerden zich daaraan te houden, zo vond men.

 

Ga heen!

Zo werd het 14 januari zonder dat er een werkelijk inhoudelijk gesprek van de grond kwam. Toen was bij voorzitter Bogerman dan ook de maat vol: 'Jullie zijn met leugens begonnen, jullie zijn met leugens geëindigd, ga heen!', riep hij met bulderende stem en met beide handen in afweer naar de remonstranten gericht. Vanaf dat moment tot aan het eind van de synode is er over de standpunten van de remonstranten in hun afwezigheid verder vergaderd. Men richtte zich op wat er aan schriftelijk materiaal voorhanden was, waaronder de vijf artikelen van de Remonstrantie. Van remonstrantse zijde werd geïnsinueerd dat Bogerman het op hun heenzending had laten aankomen. De synodeleden hadden begrip voor zijn handelwijze, al werd de voorzitter wel aangesproken op de temperamentvolle boosheid die hij daarin had laten zien. De remonstranten lieten overigens nog wel schriftelijk van zich horen: met behulp van citaten vielen zij de predestinatieleer van Calvijn, Beza en andere gereformeerde theologen fel aan.

 

Uit genade

De synodezittingen werden voor drie weken opgeschort om een commissie de gelegenheid te geven een antwoord te formuleren op de Remonstrantie. Half april was men daarmee klaar en werden de <<cursief>>Vijf Artikelen tegen de Remonstranten<,einde cursief>> oftewel de Dordtse Leerregels voorgelezen, goedgekeurd en door elk synodelid ondertekend. Daarmee was naast de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus een derde belijdenisgeschrift geboren. Met de leerregels pakte men in feite de lijn van de Contra-remonstrantie uit 1611 weer op. Opnieuw formuleerde de synode inzake de verkiezing en de verzoening in Christus wat de gereformeerde leer steeds had benadrukt: dat God de mens, die in zonde gevallen is, niet verkiest op grond van een vooruitgezien geloof maar uit vrije genade; dat de bekering een vrucht is van het 'onwederstandelijke' werk van de Geest en dat God zijn kinderen bij het geloof bewaart, zodat zij tot het einde toe zullen volharden.

Tegenover de remonstranten, die ruimte wilden scheppen voor de vrije wilsbeslissing van de mens en diens medewerking aan de genade noodzakelijk vonden, werd met deze regels de soevereiniteit van God hoog gehouden. Daarin lag voor de synode feitelijk de kern van het hele vraagstuk. Het geloof is een gave die door God Zelf in de mens gewerkt wordt, zonder dat hij daaraan ook maar enige medewerking verleent. Maar daarin ligt dan ook meteen de grootste zekerheid, omdat zijn behoud dus niet afhankelijk is van hemzelf maar vastligt in God, die het werk dat Hij begonnen is ook zal volbrengen.

 

Gevolgen

Naast de vastlegging van de leerregels werd er een officieel synodaal besluit aan de kerken bekendgemaakt waarin de remonstranten met zoveel woorden schuldig werden bevonden aan 'vervalsing der religie, scheuring van de eenheid der kerk en onverdraaglijke hardnekkigheid'. De plaatselijke kerken, classes en provinciale synodes werden opgeroepen ernst te maken met de afzetting van ambtsdragers die remonstrants gezind waren.

Het gevolg hiervan was, dat zo’n tweehonderd predikanten werden afgezet. Alleen al in Rotterdam vertrokken daardoor vier van de vijf plaatselijke predikanten. Sommigen verkozen de ballingschap en trokken naar het Zuiden, anderen bleven en kwamen in schuilkerkjes bij elkaar.

Al in 1619 richtten Wtenbogaert en Episcopius in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap op. Na de dood van prins Maurits in 1625 verbeterde hun situatie, omdat zijn opvolger Frederik Hendrik niet onwelwillend tegenover de remonstranten stond. In 1635 konden zij een eigen seminarie stichten.

Anno 2019 telt de Remonstrantse Broederschap ongeveer veertig gemeenten en vijfduizend leden. Dat zij hun oude standpunten trouw zijn gebleven, bleek wel uit de reclamecampagne die enkele jaren geleden gevoerd werd onder de veelzeggende slogan: Geloof begint bij jou! Bogerman en de zijnen zouden een diepe zucht slaken …

 

Christa Boerke, Apeldoorn

 

Mw. drs. C.T. Boerke is docent (Nederlandse) kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.