Wij leven in een vrij land. Die zin hebt u zojuist gelezen zonder zelfs maar met de ogen te knipperen. Oud nieuws en weinig spannend. We zijn na 74 jaar grotendeels vergeten dat onze vrijheid een bevochten vrijheid is en dat velen in de strijd daarvoor het leven hebben gegeven. Maar in deze dagen staan we uitvoerig stil bij de bevrijding. Her en der worden herdenkingen georganiseerd, verhalen van verzetsstrijders komen voorbij, documenten van onderduikers worden tentoongesteld.

Ook over dr. J. Koopmans (1905-1945)  zal her en der wel iets geschreven worden. In ieder geval dus  in de kolommen van dit blad. In dit eerste artikel wil ik kort iets over zijn leven vertellen. In het volgende artikel wil ik ingaan op een belangrijke vraag die hij aan ons voorhoudt: wat is vrijheid eigenlijk? En dan niet in de inhoudelijke zin allereerst, maar meer in de zin: wat betekent het? Wat heeft het ons te zeggen dat we in een vrij land leven?

 

Levensloop

Wie hierboven de jaartallen tussen haakjes heeft zien staan na Koopmans’ naam heeft al geconcludeerd dat hij niet oud geworden is. Hij was nog maar 39 toen hij op 24 maart 1945 – enkele weken voor de bevrijding – overleed aan de verwondingen van een verdwaalde Duitse kogel. Wie was hij?

Op 26 mei 1905 werd hij geboren in Sliedrecht. Zijn ouders waren afkomstig uit Gaasterland, maar hadden Friesland verlaten omdat Koopmans sr. een baan had gekregen als directeur van een christelijke school in Sliedrecht. Het gezin vertrok na enkele jaren richting ’s Graveland (bij Hilversum) waar Koopmans opgroeide. Hij besloot theologie te gaan studeren in Utrecht en werd in de zomer van 1928 bevestigd als predikant in Elkerzee (Zeeland). In 1931 verruilde hij deze gemeente voor de gemeente van ’s Heer Hendrikskinderen (bij Goes). Deze gemeente was iets kleiner, zodat er ruimte ontstond voor studie. Die nam hij dan ook voortvarend ter hand. In 1934 deed hij eerst zijn doctoraalexamen en in 1938 volgde de promotie.

In deze periode begon hij ook te publiceren. Uit zijn geschriften rijst een helder profiel op: met huid en haar wist hij zich verbonden met de theologie van de reformatoren en zijn zintuigen waren gespitst op wat zich in kerk en samenleving afspeelde. Die combinatie verklaart dat verschillende van zijn geschriften vanuit een klassieke kerkelijke tekst ingaan op de vragen die in zijn tijd aan de orde waren. Zo schreef hij een prachtige bespreking van het klassieke doopformulier waarin hij op grond van die tekst stelling nam tegen jeugdbewegingen van politieke partijen, zoals de Jeugdstorm van de NSB. Het komt alleen aan God toe om voor onze mondigheid volledig beslag op ons leven te leggen, zo legde hij uit. Iets vergelijkbaars zien we in zijn uitleg van de Nederlandse geloofsbelijdenis (1561) en van het gebed ‘Voor alle nood der christenheid’ dat achterin de berijming 1773 te vinden is. Daarin de markante woorden: ‘De Duitse dominee, die bad, dat God de Führer leide door Zijn Heilige Geest en tegelijk de vervolgden om het geloof vertrooste, heeft meer gedaan tegen het derde rijk dan Chamberlain en Roosevelt samen.’

 

Bijna te laat!

 

Tijdens de bezetting bleek deze combinatie van verworteling in de brede protestantse traditie en het open oog voor kerk en samenleving ineens brisante teksten op te leveren. Twee noem ik er kort. De bezetter begon al spoedig met de eerste anti-Joodse maatregelen. In de zomer van 1940 werden Joden geweerd uit de luchtbeschermingsdienst en in de herfst begon de inventarisatie van Joden die werkzaam waren in het ambtenarenapparaat. Alle Nederlanders in overheidsdienst kregen een formulier thuisgestuurd waarop ze konden aangeven of ze Joods waren of niet – al snel werd dit de Ariërverklaring genoemd. Velen zonden argeloos hun ingevulde formulier terug.

Sommigen stelden de vraag of je een dergelijke vraag wel mocht beantwoorden en vroegen advies aan bijvoorbeeld hun schoolbestuur of kerk. Dat advies luidde geregeld: teken maar, zo erg is het toch niet. Enkelen weigerden ondertekening. Koopmans schrok van deze reactie van het Nederlandse volk en hij schreef zijn pamflet Bijna te laat! dat in een oplage van 30.000 exemplaren ondergronds verspreid werd door heel Nederland (gemakkelijk te vinden via www.geheugenvannederland.nl). Hierin rekende hij aan zijn lezers voor wat er nu gebeurd was: Nederland had de eerste slag verloren.

Bij een collectieve principiële weigering van ondertekening van dit formulier hadden de Duitsers weinig tot niet kunnen uitrichten. Maar nu slechts enkelen geweigerd hadden, had de bezetter in één klap een duidelijk beeld. Ongetwijfeld zouden straks de Joden wel verwijderd worden uit hun functies, ongeacht de vraag of er goede opvolgers klaar stonden. En het uiteindelijke gevolg van deze actie hield Koopmans ook aan zijn publiek voor: ‘Zij gaan eruit — daaromtrent moeten wij ons niet de flauwste illusies maken. Zij gaan eruit en zij gaan eraan.’ De bezetter heeft dit stuk ook gelezen en er tandenknarsend over gerapporteerd aan Berlijn. In 1941 staat in Nederlandse kranten te lezen dat mensen die het stuk hebben helpen  verspreiden voor lange tijd de gevangenis ingaan.

 

Sterilisatie

In het voorjaar van 1943 had de bezetter een groot deel van de Nederlandse Joden inmiddels gedeporteerd. Sommige groepen echter hadden vrijstelling van deportatie gekregen en zij zijn de bezetter een doorn in het oog. Een van deze groepen betreft de gemengd-gehuwde Joden (dus: een huwelijk van een Joodse en een niet-Joodse partner). De bezetter besluit een extra voorwaarde te verbinden aan de vrijstelling: slechts diegenen die zich laten steriliseren kunnen in Nederland blijven. Wie dat niet doet, wordt alsnog richting Polen gestuurd. Koopmans schrijft namens tien Nederlandse kerkgenootschappen een vlammend protest aan Seyss-Inquart waarin hij de Rijkscommissaris voorhoudt: u bent nu drie jaar in Nederland en we weten inmiddels dat u zich van de stem van de kerk niets aantrekt. Maar wij zeggen u dat wij geloven in een God die mensen verandert en daarom bidden wij dat Hij u bekeert. Daar is geen woord Frans bij.

 

Tragische dood

 

Het leven van Koopmans was bezig tot volle bloei te komen toen op 12 maart 1945 een kogel hem trof. Enkele dagen heeft hij gezweefd tussen leven en dood. Op 24 maart overleed hij te Amsterdam. Hij liet een vrouw en vijf kinderen achter. En hij liet een belangrijke geestelijke erfenis na. In een volgend artikel meer daarover.

 

C.C. den Hertog, Nijmegen

Dr. C.C. den Hertog (predikant van de CGKv te Nijmegen) is op 13 december 2018 aan de VU te Amsterdam gepromoveerd op het proefschrift Het spreken van de kerk in de theologie van dr. J. Koopmans.