Een vreemde uitspraak. Je bent toch juist heel ongelukkig als je je zachtmoedig gedraagt? Hoe zul je dan ooit verder komen in deze wereld? Je moet jezelf toch presenteren en voor jezelf opkomen? Anders verlies je toch het gevecht in de arena van dit leven?

 

Stel je voor, je bent eigenaar van een winkel in de stad. Je wilt God de leiding geven in je leven, ook in je bedrijfsvoering, en je hecht veel waarde aan de zondag, de dag waarop je de rust viert die God de zijnen geeft. Zo kun je samen met je gezin het heil beleven. Je gunt dat ook aan je personeelsleden. Andere winkeliers doen op die dag hun zaak wel open.

 

Klappen

Het getuigt van moed als je in zo'n situatie tegen de stroom ingaat. Want reken maar dat je de nodige opmerkingen naar je hoofd geslingerd krijgt, en dat je schade lijdt, en uiteindelijk je winkel zult moeten sluiten. Ook dat je je benepen opstelt. En inderdaad de zaken gaan minder …

Toch moedig. En … zachtmoedig! Je doet dat omdat je wilt opkomen voor het recht van God, en ook voor je personeel. Je vertrouwt je nederig toe aan de leiding van de Allerhoogste. Maar dan blijft dat toch wel een vreemde uitspraak. Hoezo ben je gelukkig als je bedrijf minder draait door jouw zachtmoedigheid?

Ander voorbeeld. Een leerling komt op school op voor het recht van zijn klasgenoot die steeds wordt gepest. Hij verdedigt hem, maar lijdt daardoor zelf schade, valt dan ook zelf buiten de groep, en krijgt klappen. Opnieuw: dan ben je toch heel ongelukkig? Hoe zo: gelukkig zijn de zachtmoedigen?

Als Jezus een andere uitspraak had gedaan, zouden we dat wel kunnen begrijpen: gelukkig zijn zij die sterk zijn, die voor zichzelf opkomen, die assertief zijn, zichzelf kunnen presenteren, die carrière maken.

 

Schade

Wat Jezus met deze zaligspreking doet, is zijn discipelen bemoedigen voor de moeilijke taak die wacht. Zij zouden worden uitgezonden in de wereld, en door mensen als een voetveeg worden behandeld. Een knecht staat immers niet boven zijn heer. Wat men met de heer doet, zal men ook met zijn dienaren doen. Ze hebben de Meester vervolgd, zij zullen de zijnen vervolgen. Maar Jezus zegt: Gelukkig zijn zij die opkomen voor het recht van God, en het recht van de naaste, ook al lijden zij zelf daardoor schade. Niet de sterken en machtigen ontvangen het hoogste geluk. Dat geluk is voor zachtmoedigen weggelegd. Zij zullen de aarde beërven.

Zachtmoedigheid is een belangrijk woord in de Bijbel. Om de betekenis daarvan te verstaan, helpt Mozes ons verder. Numeri 12 zegt dat hij zachtmoedig was. Zeer zachtmoedig zelfs, meer dan enig ander mens op aarde. Dus als je wilt weten wat zachtmoedigheid is, moet je naar Mozes kijken.

Dan zie je bijvoorbeeld dat hij geen softie was. Hij heeft toch eens een Egyptenaar doodgeslagen?

Geen echt bewijs van zachtheid. En wat deed hij toen hij de berg Sinaï afkwam, en zag dat de Israëlieten de eer van God op een verschrikkelijke manier hadden geschonden? Smeet hij toen niet de twee platen met de tien geboden aan gruzelementen?

Zijn woorden konden striemen, zijn ogen vuur schieten. Toch zéér zachtmoedig. Dat kan dus samengaan: zachtmoedigheid en boosheid.

 

Schipbreuk

In deze houding herkennen we iets van zachtheid en moed. Mozes kwam moedig op voor het recht van de Israëlieten in Egypte, hun slavenhuis. Hij kwam óók moedig op voor het recht van God. Hij was ontzettend verontwaardigd dat de Israëlieten een gouden kalf hadden gemaakt. Vreselijk. Hoe kon hij zich dan stilhouden?

Maar toen het om hemzelf ging? Zijn zus Mirjam deed een frontale aanval op hem als leider van het volk. 'Onze broer', zo zei ze tegen Aaron, 'wat verbeeldt hij zich wel? Heeft de HERE alleen door hém gesproken? Toch ook door ons?' (Num.12). Opstand dus tegen zijn gezag. Maar Mozes deed niets … Hij pakte Mirjam niet aan. Zo wordt zachtmoedigheid duidelijk: zachtmoedig is iemand die toegeeft als zijn eigen recht wordt geschonden, maar opkomt voor het recht van God, en het recht van zijn naaste.

Ook de apostel Paulus is een voorbeeld van zachtmoedigheid. Steeds kwam hij op voor het recht van God, en verkondigde het evangelie. En wat heeft hij daarvoor eigen recht opzij gezet. Wat heeft hij veel moeten lijden! Onophoudelijk predikte hij het woord van God, en gaf onderwijs aan de gemeenten die door die prediking waren ontstaan. Hij werkte dag en nacht, en moest ondertussen ook nog in zijn eigen levensonderhoud voorzien. Hij heeft veel doorstaan: gevangenschap, geweld, doodsgevaren, vijf keer de veertig-min-een-slagen, drie keer een geseling, steniging, drie keer schipbreuk, een etmaal op volle zee, telkens op reis, in gevaar door rivieren, door rovers, door volksgenoten, door heidenen, in gevaar in de stad, in de woestijn, op zee, onder valse broeders. Telkens was er moeite en inspanning, tal van nachten zonder slaap, in honger en dorst, tal van dagen zonder eten, in koude en naaktheid. en verder de dagelijkse beslommering, en de zorg voor al de gemeenten. En bovendien de kritiek van mensen … Hoezo gelukkig?

(wordt vervolgd)

 

D.J. Steensma, Feanwâlden