Het is nogal een uitdagende titel, en misschien schrikt een lezer ervan. Maar het duidt wel precies de vraag aan die in het Noorden (maar ook elders) soms opborrelt wanneer men de lijst leest van voorgangers in de kerkdiensten. Vroeger was dat overzichtelijk: de ‘eigen’ dominees, en zo nu en dan een broeder die speciale gaven had om voor te gaan in de kerken. En nu? Je leest zóveel onbekende namen, en je kunt ze lang niet altijd thuisbrengen. Hoe zit dat toch? En aan de koffietafel valt dan dat lelijke woord dat ik dan toch maar vervolgens op de leestafel leg. Dan is de vraag maar helder.

Wie mogen er allemaal in de kerken voorgaan? Dat is zo langzamerhand een ingewikkelde kwestie geworden. Onze eigen predikanten natuurlijk. Maar ook de broeders ‘naar art. 3 K.O.’, die binnen hun eigen gemeenten zijn opgevallen door hun kennis van de Schriften en door de kerkenraad bij de classis zijn aanbevolen om kerkdiensten te leiden en door de classis daartoe kerkelijk onderzocht zijn en een bevoegdheid hebben gekregen. Dat is al tientallen jaren het geval.

Maar dan zijn we er nog (lang) niet. Sinds 2001 heeft onze synode de vorming van zogenaamde zendingsgemeenten mogelijk gemaakt en gestimuleerd. Een kerkelijk antwoord op de steeds maar doorgaande secularisatie, toen al heel sterk zichtbaar in de Randstad, maar sindsdien ook doorgebroken naar alle windstreken, en niet alleen in grote steden, maar ook in kleinere plaatsen (Assen bijv.). De kerken zeiden: daar kunnen wij ons in Góds naam niet rustig bij neerleggen. Onder zijn zegen willen wij trachten mensen te winnen voor het Evangelie. Ook als zij daarvan vervreemd zijn. En zo ontstonden die zendingsgemeenten. Maar het werd al snel duidelijk dat voor het geestelijk leiding geven aan een dergelijk front andere gaven nodig zijn dan die welke de meeste ‘gewone’ predikanten hebben ontvangen. En zo ontstond in 2004 het instituut van de ‘evangelist’, die een bevoegdheid heeft om in een concrete zendingsgemeente het werk van een ‘bijzondere dienaar des Woords’ uit te oefenen. Zo wordt het in art. 4 lid 6 van onze kerkorde omschreven. Dat leverde weer een nieuw rijtje namen op in de rij voorgangers.

Dwarsverbanden

En dan is er nog een andere rij: het is bekend dat de CGK zo ongeveer in het centrum staan van een reeks kerken die alle het woord ‘gereformeerd’ in zich dragen en dat ook principieel inhoud willen geven. En zodoende zijn er al in 1947 vanuit de generale synode onderzoeken gedaan hoe we ons tot deze kerken moeten en kunnen verhouden. Zijn er bruggen te slaan? Niemand kan zich toch rustig neerleggen bij die zozeer verdeelde kerkelijke situatie, terwijl de Kerk in en uit principe één is…?
Zo ontstonden er langzaam maar zeker dwarsverbanden: eerst met de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) in de jaren zestig van de vorige eeuw, daarna met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) (GKv) in de jaren negentig, in de eenentwintigste eeuw met de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) in 2010 en daarna nog met dat deel van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat zich verbonden weet met de gereformeerde belijdenis (2013). En met al de voorgangers uit die kerken/groepen kunt u dus ook kennismaken in de kerkdiensten. Als uw kerkenraad hen daartoe uitnodigt uiteraard.

Wie dat ‘zuinig’ bekijkt, zegt: dat is mooi handig voor onze zogenaamde preekvoorzieners. Die krijgen hun lijstje sneller gevuld immers. En inderdaad, dat is zeker voor vacante gemeenten een gemak. Wie het kerkelijker bekijkt, zegt: dat kan een signaal zijn van het feit dat wij als CGK duidelijk willen maken dat wij geestelijke verbondenheid met die kerken/groepen ervaren en daadwerkelijk willen beleven; zou er op die manier toch iets van die kerkmuren te slechten zijn? En zo gebeurde dat soms ook letterlijk: dan liep een weg van elkaar zoeken plaatselijk uit op de vorming van één gemeente tussen bijv. CKG en NGK of CGK en GKv (van het eerste is Lelystad een voorbeeld, van het tweede Surhuisterveen).

Preekvoorziener

Met dat punt kom ik even terug op de term ‘preekvoorziener’. Tot in ons landelijke Jaarboek toe worden ze zo genoemd. Het kan er op lijken dat het bij de invulling van de zondagse diensten alleen om de preek gaat. Terecht werd daar op 28 juni 2019 tijdens de inauguratie van de nieuwe hoogleraar in de praktische theologie aan de TU -Kampen, prof. dr. Hans Schaeffer, een kritische vinger bij gelegd: het leiden van een kerkdienst is veel meer dan ‘een preek die omlijst wordt door enkele liederen’. Liturgie is breder en dieper dan dat. Tegelijk is met dat woord ‘preekvoorziener’ duidelijk dat de verkondiging een heel voornaam deel is van de eredienst. Daar worden de gemeenteleden onderwezen in het Woord van God en daarin geestelijk gevoed om zo het leven door de week in te gaan.

Een hoge verantwoordelijkheid dus. Zo hoop ik de komende weken met u verder te komen.

Dingeman Quant, Houten

Ds. D. Quant is emerituspredikant.