Elke nacht om twee uur stapt hij op zijn fiets. Ze noemen hem in Tilburg de ‘broodpater’. Gerrit Poels is inmiddels negentig jaar oud. Lang geleden is hij – om de liefde – uitgetreden als priester.

 

Elke nacht, 365 dagen in het jaar, fietst hij bij nacht en ontij over de nog stille straten van Tilburg en omgeving om ongezien brood aan een deurknop te hangen of over het balkon van een flat te gooien. ‘Hongerlijers’ noemt hij zijn klanten. Inmiddels staan er meer dan 650 armen ingeschreven bij zijn stichting Broodnodig en zijn er tientallen vrijwilligers die de ‘broodpater’ ondersteunen met zijn levenswerk.

 

Oude en Nieuwe Testament

Op meerdere plaatsen in de Bijbel lezen we over de hongerigen te eten geven. Als het volk van Israël - na hun vlucht uit het slavenhuis van Egypte - in de woestijn terecht komt verstomt al gauw het loflied op Gods grote daden. Na drie dagen beginnen ze (opnieuw) te klagen: ‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte,’ zeiden ze tegen Mozes en Aáron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen’ (Ex.16,2-3).

De HEER hoort de klacht van de Israëlieten en zorgt voor ‘brood uit de hemel’: manna. Ook is er elke dag kwartelvlees. Een opvallend detail: Iedereen moet zorgen dat hij of zij genoeg verzamelt. Niet meer en niet minder. Maar ook voor degenen die in de tent zijn achtergebleven moet gezorgd worden. Zo geeft God het volk van Israël te eten én schakelt Hij het volk zelf in om ook elkaar te eten te geven (Ex.16,46).

Zorg voor de behoeftige heeft onze goede God vast laten leggen in de wetten van Mozes. Zo moet het een deel van de oogst aan de rand van de akker laten liggen voor de arme en de vreemdeling (Lev.23,22; Ruth 2).

David op de vlucht voor Saul vraagt in het heiligdom in Nob voor zichzelf en zijn mannen om brood. Priester Abimelech geeft hem gewijd toonbrood uit het heiligdom om hun honger te stillen (1Sam.21,1-7).

 

Wanneer de Here Jezus met zijn leerlingen door de korenvelden loopt, plukken zijn leerlingen de aren (Mar.2,23-28). En dat op sabbat!

In Johannes 6 lezen we hoe Hij vijfduizend mensen met vijf broden en twee vissen te eten geeft. Als iedereen voldoende gegeten heeft worden de overgebleven stukken verzameld. Er zijn twaalf manden met brood en vis over. Jezus geeft letterlijk de mensen die honger hebben te eten!

In de eerste christelijke gemeente verbond men het vieren van het avondmaal met het delen van brood met de armen. Alles hadden ze gemeenschappelijk. ‘Niemand onder hen leed enig gebrek’ (Hand.4,32-35).

 

Verleden en heden

In de loop van de eeuwen heeft de kerk van Jezus Christus omgezien naar hen die honger lijden. In de Middeleeuwen zijn kerkelijke instellingen (parochiekerken en kloosters) – soms gesteund door de adel – verantwoordelijk voor de armenzorg. Na de Reformatie voelen sommige vermogende particulieren zich geroepen om caritas (= liefdadigheid) te beoefenen. Zij stichten hofjes voor armlastige ouderen of weeshuizen voor arme en/of verweesde kinderen.

Er is ook terechte kritiek op deze vormen van liefdadigheid, want zij die van deze zorg afhankelijk waren geworden werden op een bevoogdende en willekeurige manier behandeld.

In de Franse tijd worden kerkelijke en andere liefdadigheidsinstellingen ‘overgenomen’ door de overheid. Hun vermogen wordt overgeheveld naar nieuw opgerichte burgerlijk armbesturen.

In Nederland is bijstand de gebruikelijke term voor armenzorg. Vanaf 1965 wordt bijstand een recht! Met de Algemene bijstandswet (AWBZ) komt de taak om voor armen te zorgen bij de overheid terecht. Daarnaast blijven ook kerkelijke en particuliere instellingen actief.

 

Nog steeds klinkt vanuit de Bijbel de opdracht van de Here Jezus om de hongerigen te eten te geven: Geven jullie hen maar te eten! (Mar.6,37). Maar hoe kun je de oproep van onze Heiland verstaan in een tijd waarin voedselverspilling een serieuze zaak is? Ik las dat veertien procent van de boodschappen in Nederland ongebruikt in de afvalbak terecht komt.

De VN bracht onlangs naar buiten dat wereldwijd 820 miljoen mensen honger lijden. Vooral de arme lokale bevolking in ontwikkelingslanden lijdt zodra oogsten mislukken en het vee sterft door de gevolgen van klimaatverandering, langdurige droogtes, orkanen en overstromingen.

Dichter bij huis: In meer dan 365 gemeenten in Nederland runnen 11.000 vrijwilligers een plaatselijke Voedselbank. Zij voorzien 35.000 huishoudens van een aanvulling op hun dagelijkse noodzakelijke levensbehoeften. Net als Gerrit Poels, de ‘broodpater’, geven zij daadwerkelijk gehoor aan het eerste werk van barmhartigheid: de hongerigen te eten geven.

‘Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden’ (Mat.5,7).

 

Volgende keer: De dorstigen te drinken geven.

 

ds. Jan K.C. Kronenberg, Leeuwarden

www.uitdekroontjespen.nl