Het Boek der Psalmen vormt één groot bouwwerk. Het is daarom goed deze collectie liederen als geheel te benaderen en in haar geheel te gebruiken. Maar zijn alle psalmen even bruikbaar voor een christen anno 2020?

 

Wie door het Boek der Psalmen bladert, komt een breed palet aan liederen tegen. Van uiterst korte psalmen (Ps.117; 133; 134) tot langgerekte liederen (Ps.119; 78). Van psalmen die worden aangeduid als ‘psalm’, ‘lied’, ‘onderwijzing’, ‘gouden kleinood’ of ‘bedevaartslied’, tot liederen die zonder opschrift met de deur in huis vallen.

Overigens is aan de verschillende Bijbelvertalingen al te zien dat niet iedere Hebreeuwse aanduiding even makkelijk te vertalen is. Waar de Statenvertaling bij zes psalmen (Ps.16; 56-60) ‘gouden kleinood’ heeft (zoiets als: een klein kostbaar voorwerp), daar vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling met ‘stil gebed’ (iets heel anders). Bovendien is niet altijd de relatie tussen het opschrift en de inhoud van de psalm helder te krijgen. Dat Psalm 32 en 78 een ‘onderwijzing’ heten, kunnen we gezien de inhoud begrijpen. Maar waarom ook Psalm 42 en 45 zo worden aangeduid, is niet duidelijk.

 

Messiaans

Ook als het gaat om de theologie van het Boek der Psalmen, komen we bij een rondgang door dit Bijbelboek een veelheid aan thema’s tegen. Klaagpsalmen en dankzeggingsliederen, historiepsalmen en wijsheidsliederen, koningspsalmen en wraakbeden.

Met een aantal psalmen hebben we geen enkele moeite. Een loflied als Psalm 100 is ons op het lijf geschreven. En een gebed uit de diepte als Psalm 130 bidden we graag mee. Ook een wijsheidslied als Psalm 119 (een prachtig poëtisch kunstwerk in het Hebreeuws) spreekt voor zich. En historieliederen als de Psalmen 78, 105 en 106, waarin een deel van de geschiedenis van Israël op dichterlijke wijze langskomt, gebruiken we misschien alleen vanwege de lengte wat minder vaak.

Lastiger wordt het bij de uitleg van met name koningspsalmen die een messiaanse strekking lijken te hebben. Want wanneer mag je een psalm messiaans duiden? Het hoofdlettergebruik in de verschillende vertalingen – het Hebreeuws kent geen hoofdletters – wijst al op verschillende interpretaties. Een vergelijking tussen Psalm 2 of Psalm 110 in de Statenvertaling en de Nieuwe Bijbelvertaling laat dat direct zien: Gaat het hier over Christus? Of is hier sprake van een ‘gewone’ koning?

Feit is dat in het Nieuwe Testament allerlei psalmen rechtstreeks op de Heere Jezus betrokken worden. Denk aan hoe Petrus op de eerste pinksterdag Psalm 16 citeert in verband met de opstanding (Hand.2). Of hoe de schrijver van de Hebreeënbrief Psalm 8 op Christus betrekt (Heb.2). De apostelen zien in de gebeurtenissen rond Jezus de psalmen, waarmee ze vertrouwd zijn, op een nieuwe manier oplichten. Het gaat in die oude liederen ten diepste over Hem! Zo mogen ook wij de psalmen lezen, vanuit de vervulling in Christus.

Tegelijk is het zaak om zo’n tekst uit een periode eeuwen vóór de komst van Christus, toen er vaak nog maar weinig zicht was op de figuur van de komende Verlosser, eerst helemaal uit te luisteren in zijn eigen context. Je kunt ook te snel hoofdletters plaatsen…

 

Klacht en wraak

De categorie van de klaagpsalmen lijkt ons niet zo vreemd voor te komen. Totdat de klacht een aanklacht wordt, aan het adres van de HEERE Zelf. ‘U hebt mij in de diepste kuil gelegd,’ zo klinkt Hemans verwijt. ‘U hebt mij tot een gruwel gemaakt’ (Ps.88,7.9). En het volk Israël als collectief schreeuwt het uit in Psalm 44: Ú hebt ons verstoten en te schande gemaakt. (…) Ú hebt ons overgeleverd als slachtvee. (…) Word wakker! Waarom slaapt U, Heere? (Ps. 44:10, 12, 24). Het is alsof we Job horen roepen... Reikt het psalmboek ons hier taal aan om ook, net als Job, met God te worstelen?

De moeilijkste thematiek in het Boek der Psalmen is misschien wel die van de wraakbeden. Berucht zijn bijvoorbeeld Psalm 58, 109 en 137. Maar ook in de ‘mooie’ Psalm 56 staat de vraag of God de volken in toorn wil neerstorten (Ps.56,8).

Het is van groot belang deze teksten te lezen vanuit het kader van Gods verbond met Israël, inclusief alle bepalingen van zegen en vloek die daarbij horen. Soms houdt een dichter God eenvoudigweg Zijn eigen woord voor, zoals de aankondiging van het oordeel als iemand vreemdeling, wees en weduwe verdrukt (Ex.22,21-24). Zelfs de huiveringwekkende woorden uit Psalm 137 over de kinderen van Babel zijn in verband te brengen met een profetie van Jesaja tegen Babel (Jes.13,15-16; 14,22). Daarmee zijn deze teksten nog steeds niet makkelijk verteerbaar. Maar ze krijgen wel reliëf.

 

Hoezeer wij ook de neiging hebben om privé, in het pastoraat en in de liturgie alleen de ‘fijne’ en troostvolle psalmen te gebruiken, de Bijbel reikt ons ook de weerbarstige en schurende liederen aan. Om ons eraan te herinneren dat het leven van het geloof vaak helemaal niet ‘fijn’ is. Of misschien wel om dergelijke psalmen mee te bidden met christenen elders in de wereld die leven in een vergelijkbare situatie als de psalmdichter destijds.

Dus: alle psalmen anno 2020? Toch maar wel, zij het soms met ingehouden adem.

 

Dr. Jaco van der Knijff, Apeldoorn

 

In drie artikelen geeft dr. Van der Knijff, docent liturgiek aan de TUA, een verkorte weergave van wat hij afgelopen seizoen tijdens de CGK-vormingscursus in onder andere Drachten heeft behandeld rond 'Het Boek der Psalmen: de binnenkamer van het Oude Testament.