Door God tot centrum van ons verlangen te maken zullen onze verlangens gezuiverd worden, zo kwam in het vorige artikel naar voren. Maar als je nou helemaal niet naar God verlangt? Je kunt daar wel naar streven, maar ja…

Hoe naar Hem te verlangen als we liever ándere dingen verlangen? Onze ‘natuurlijke’ verlangens lijken zo los te staan van verlangen naar God.

Bron

Hoogleraar psychologie en spiritualiteit David G. Benner*  (VS) schrijft dat Gods verlangen naar ons de bron is van ónze verlangens. Zoals onze adem voortkomt uit die van Hem,  zo komt ook ons verlangen voort uit die van Hem. Dat lijkt vreemd misschien.  Want  ik bedenk hierbij bijvoorbeeld dat de verlangens van de zogenoemde ‘verloren zoon’ hem juist bij de vader wég leidden en niet naar hem toe!  Al liep hij precies daardoor uiteindelijk vast… Totdat hij juist dát begon in te zien. En weer terugging naar huis. Hoe ik Benner vooral begrijp is dat onze verlangens wel degelijk de verbinding vormen met God. Zelfs in hun verziekte vorm. Ik begrijp ook uit wat hij schrijft  dat Gods-verlangen-naar-ons juist óns helpt om weer thuis te komen. Ik merk dat dat me troost en vertrouwen geeft.

Wel is het logisch dat bij deze redenering twijfel de kop op steekt. We hebben een diepgewortelde argwaan bij onze zondige verlangens, schrijft Benner. Deze verlangens worden bovendien lang niet altijd worden vervuld en we drukken vaak weg wat er ónder die meer oppervlakkige verlangens zit. Verlangens die  wél legitiem kunnen zijn: om je nodig en geliefd te voelen, verbonden te zijn met anderen, om geborgen te zijn, vervulling te vinden, om jezelf te zijn zoals je bent bedoeld. Deze diepe verlangens komen voort uit Gods verlangen naar ons, zijn daar een antwoord op. Ook zelfs  als onze verlangens, als gevolg  van ons verdeelde hart, vervormd tot uitdrukking komen.

Volheid van leven

Wat helpt ons dat we dit weten? Om net zoals de verloren zoon toch maar bij onszelf naar binnen te keren. Zoals het in de Bijbel staat: En hij kwam tot zichzelf. Als we daarbij tenminste aandacht schenken aan de aard van onze verlangens in ons binnenste. En wat dááronder schuilgaat. In dat verband is het, denk ik, typerend dat Jezus aangaf gekomen te zijn om volheid van leven te geven.  Hij roept op om naar de binnenkamer te gaan. En wat doen we daar? Gods tegenwoordigheid zoeken en daarbij onze diepste diepten ter sprake brengen. Onszelf ter sprake brengen. En juist daar zullen we fonteinen van levend water aantreffen.  Omdat we ons dan bevinden in de genezende tegenwoordigheid van God.

Stap dan ook niet in zelfverbeteringstrajecten, zo adviseert Benner. Zo van: vanaf nu ga ik... Onze wil bereikt niet veel anders dan het gebruikelijke. Want in ons hárt moeten onze verlangens opnieuw geordend worden. En dat is iets wat wij zelf echt niet kunnen. Wat we wel kunnen is Gods genezende tegenwoordigheid bewust zoeken en vooral stil te zijn, en ons te realiseren dat ons diepste verlangen uit Hem is voortgekomen en in feite Hem zoekt. En Hem te vragen (en erop te vertrouwen) dat Hij geeft wat we nodig hebben: herstel. Die verbinding met God betekent zoveel dat ons verlangen naar Hem meer en meer groeit.

Kiezen voor Gods wil is kiezen voor (volheid van) leven. Deze twee zijn hetzelfde. Het is leren naar zijn aanwezigheid en zijn liefdeshart zelf te verlangen. Niet meer, niet minder. Het gaat God er niet enkel om dat we instemmen met een soort uiterlijke wil en daarbij een soort van kadaverdiscipline  aan de dag gaan leggen. Hij heeft juist onze volheid van leven op het oog. Ons wakker worden uit de bedrieglijke droom die ons op dood spoort brengt.

Gebedspraktijk

Benner schrijft dit: ‘Neem de tijd om na te denken over je eigen verlangens, orden ze en ga van de toegankelijke oppervlakkige verlangens naar de diepere verlangens die eronder liggen, en leg alles wat je ontdekt in gebed voor aan God. Maak er geen psychologische analyse van, maar een tijd van gebed. Durf gewoon te zwijgen en stil bij God te zijn, en laat Gods Geest de diepste woordeloze gebeden van je geest bidden. Praat dan met God over wat je over jezelf hebt geleerd. Vraag God je verlangens opnieuw te ordenen door ze op een lijn te brengen met de verlangens van Gods eigen hart.’

Wat ik waardeer aan Benner is dat hij er de vinger op legt dat we in onze christelijke traditie nogal de nadruk leggen op kennis over God. Maar zonder concrete kennis over onszelf (zelfkennis) werkt Godskennis niet veel uit. Dat verklaart (mee) dat kerkelijke leiders en kerkmensen diep kunnen vallen, we hebben geen idee over onszelf en proberen als blinden andere blinden te leiden. Benner staat met deze opvatting in de traditie van mensen als  Johannes Calvijn, Thomas a Kempis en Augustinus.

Nynke Sikkema-Holwerda, Harderwijk

* D.G. Benner, Verlangen naar Gods wil, Uitgeverij Coconut