Met wierook wordt ook wel bedoeld de hars van de wierookboom (Boswellia), een altijd groene, kleine boom met dikke takken die vijf tot acht meter hoog kan worden.

In de kerkelijke traditie die wij binnen onze kerken kennen is het branden van wierook niet gebruikelijk. We kennen het vooral van ándere religies. Ook binnen het jodendom werd in de offerdienst wierook volgens het voorschrift van de Heer zelf gebruikt. De HEER zei tegen Mozes: Neem balsemhars, cistushars en galbanum, en naast deze specerijen zuivere wierook, van alles een gelijke hoeveelheid (Ex.30,34)

Het reukwerk symboliseert de gebeden van Israël.  
De psalmist David zong daarom: Moge mijn gebed als reukwerk voor uw aangezicht worden bereid (Ps.141,2).

De hogepriester mocht als enige van het volk dit offer uitvoeren. Israël kon nog niet vrij tot God naderen.

Voor ons als gelovigen liggen er rijke geestelijke lessen verborgen in Exodus 30. Want zoals er een heilige geur uitging van het gouden altaar, zo behoren ook wij een heilige geur te verspreiden: de geur van Christus.

Het is Christus zelf die de offerdiensten overbodig heeft gemaakt  Hij heeft Zichzelf ten offer gegeven. De Heer Jezus was niet alleen degene die het offer bracht, hij was tevens het offer.

En het belangrijkste is daarbij, dat wij nu vrij tot God mogen naderen. Paulus schrijft: Wij zijn de wierook van Christus (2Kor.2,15). Het heilige reukwerk van het gouden altaar bestaat uit meerdere ingrediënten: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Gal. 5,22). Inderdaad, de vrucht van de Geest. Niet de vruchten (meervoud), maar de vrucht – want het is één parfum. Bij gebrek aan één van deze ingrediënten is het niet langer de heilige, goede reuk van Christus.

 

Nel Noppe, Leeuwarden