Hysop is een inheemse plant in het gebied rond de Zwarte Zee en heeft zich al snel verspreid in het Middellandse Zeegebied en mildere streken in Azië. Van oudsher werd hysop in de Arabische wereld overal geteeld. In Syrië is het een bekende muurplant.
Het Griekse woord  hysop komt waarschijnlijk van het Hebreeuwse woord ezob .

Ezob betekent ’heilig kruid’. Waarschijnlijk wordt met ezob de Syrische hysop bedoeld omdat hysop in die tijd niet in Israël voorkwam. In de NBV wordt het overigens majoraan of marjolein  genoemd.
Bij de uittocht uit Egypte wordt een bosje ervan als kwast gebruikt om het bloed aan de deurposten te smeren, op voorschrift van de Heer. (Ex.12,22)
De blaadjes zijn zacht en harig. Het lijkt op dat moment niet meer dan een gebruiksvoorwerp te zijn geworden, omdat dit materiaal gemakkelijk en ruimschoots voorhanden was.
In de wetten van Mozes die in de boeken Numeri en Leviticus staan opgeschreven, wordt het gebruik van hysop naast en samen met andere planten vastgesteld. Daarom gebruikten de joodse priesters de sterk ruikende hysop om de tempel in Jeruzalem en andere heilige plaatsen te reinigen. Bij feesten werd door de oude Israëlieten hysop gebruikt voor het besprenkelen tijdens zuiveringsrites.

Hysop wordt zowel in het Oude als het Nieuwe Testament genoemd. De koningen David en Salomo, Mozes en Jezus gebruikten het kruid voor zuivering. Het kruid symboliseert bescheidenheid en nederigheid. In Psalm 51 roept David het uit: ‘Reinig mij met hysop!’ Hij weet dat slechts volledige vergeving door de Heer hem weer vreugde en herstel kan geven. Beide heeft hij nodig om in zijn geval als koning goed te functioneren. Dan kan en mag hij de zonde, die echt ernstig was, achter zich laten.

En datzelfde geldt voor ons allemaal.

Nel Noppe, Leeuwarden