Als Noach geboren wordt, zijn de verwachtingen al hooggespannen. Zijn vader Lamech zegt: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de Heere vervloekt is. Er is hier sprake van een woordspel in het Hebreeuws. Noach betekent namelijk ‘rust’ en in het Hebreeuws lijkt dat heel erg op ‘troosten’ (nacham).

Het is wat God wil geven en waar Hij voor staat – het komt samen in Noach. Hij zal de rust geven en troost brengen in een wereld die door God gemaakt is, maar God niet meer wil kennen. Want dat is het probleem. Noach wordt geboren in een wereld die de weg kwijt is. God heeft spijt van zijn scheppingswerk, zo lezen we zelfs in Genesis 6,7. Alles – de mens, het vee, de kruipende dieren, de vogels in de lucht – het is allemaal vervuild met de zonde. Wat begon met een vrucht, krijgt een vervolg in broedermoord en voor je het weet is alles doortrokken van die zonde – zo besmettelijk is die. Een onbeheersbare pandemie. Alleen Noach vindt genade in Gods ogen. Hij is de rust en de troost. En hij mag een rol spelen in dat plan van God. Hij mag de rust terug laten keren. Zo wil God door Noach rust brengen in een schepping die lijdt aan de zonde. De troost daarin is dat God elke keer in elk geval weer opnieuw wil beginnen.

 

Wouter Moolhuizen, Hoogeveen