Waarom zijn wij voorgoed verbonden met Israël? Omdat God voorgoed met zijn volk verbonden is! De HEER heeft Israël Zelf als volk uitgekozen om mensen uit de wereld te redden. Gods volk heeft dus een centrale plek in Gods plan. Daaraan kunnen, mogen en willen we niet voorbijgaan. Maar betekent dit dat de andere volken op een tweede plan staan? Vindt God niet-Joden minder waardevol of belangrijk dan Joden?

 

In dit artikel wil ik verder ingaan op de relatie tussen Israël en de Kerk. Uiteraard beperk ik me tot enkele hoofdzaken, want over deze thematiek is heel veel te zeggen. Voor wie verder wil lezen, verwijs ik naar het (online) Israëlmagazine Verbonden

 

Waarom heeft God Israël als zijn volk uitgekozen? In het boek Deuteronomium staat wat Mozes daarover (namens God) zegt tegen de Israëlieten: ‘Want u bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd. U bent door Hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn. Het is niet omdat u talrijker was dan de andere volken dat Hij u lief kreeg en uitkoos – u was het kleinste van allemaal! Maar omdat Hij u liefhad en zich wilde houden aan wat Hij uw voorouders onder ede had beloofd, heeft de HEER u met sterke hand bevrijd uit de slavernij, uit de macht van de farao, de koning van Egypte. Besef dus goed: alleen de HEER, uw God, is God en Hij houdt woord; Hij komt zijn beloften na en is trouw aan ieder die Hem liefheeft en die doet wat Hij gebiedt, tot in het duizendste geslacht’ (Deut.7,6-9). Dat de HEER uit liefde voor Israël gekozen heeft, is niets minder dan een wonder. En wat er in de Bijbel volgt, is nog wonderlijker!

 

Messias

De hoofdlijn van de Schriften is immers deze: uit het volk van de aartsvaders is de Messias voortgekomen door wie God Zich in liefde uitstrekt naar de wereld (Joh.3,16). Wat God met zijn volk is begonnen, is door zijn Messias uitgegaan naar alle volken. In het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, lees je wat Johannes hoort en ziet: een ontelbare mensenmassa ‘uit alle landen en volken, van elke stam en taal’ (Op.7,9). In hun veelkleurigheid loven en prijzen zij God. Maar hoe verschillend ze ook zijn, ze hebben ook een overeenkomst. Ze dragen namelijk allen een wit kleed. Ze zijn allemaal ‘witgewassen met het bloed van het Lam’, Jezus Christus. De Messias van Israël is de Redder van de volken. Daarom zegt Jezus tegen de Samaritaanse vrouw dat Gods heil uit de Joden is (Joh.4,22). De volken zijn niet in de plaats van Israël gekomen, maar erbij gekomen. Op die manier wordt er in het Nieuwe Testament over gesproken, zoals bijvoorbeeld in Paulus’ brieven aan de Romeinen en de Efeziërs.

 

Olijfboom

In z’n brief aan de gemeente in Rome neemt Paulus alle ruimte om hierover te schrijven. In Romeinen 9-11 lezen we hoe de apostel het ziet. Hij begint daar uiteen te zetten welke plek de Joden bij God hebben, ‘de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie Hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken; omwille van het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen. God, die boven alles verheven is, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen’ (Rom.9,4-5).

Op de vraag of God zijn volk heeft verstoten, zegt Paulus: Beslist niet (Rom.11,1). In het vervolg gebruikt hij het beeld van een olijfboom, een bekende boom in landen rondom de Middellandse Zee. Het volk Israël lijkt op een edele olijfboom waarop vreemde takken van een wilde olijfboom geënt zijn. Wij, gelovigen uit de volken, zijn wilde takken die mogen groeien aan de edele olijfboom Israël. Daarom past het niet om ons hoogmoedig te verheffen boven Gods volk Israël: Als u dat doet, moet u goed bedenken dat niet u de wortel draagt, maar de wortel u (Rom.11,18).

Om het anders te zeggen: zonder Israël was er nooit een Kerk geweest! In het Nieuwe Testament zie je dat de christelijke gemeente uit het volk Israël voortkomt. Op Pinksteren zijn er vele Joden uit allerlei landen samen in Jeruzalem (Hand.2,5-11). Op dat moment wordt de Heilige Geest uitgestort en komen duizenden tot geloof in Jezus Christus. De apostelen en eerste gelovigen waren Joden die tot geloof in Jezus kwamen. Pas later wordt echt duidelijk dat heidenen er ook bij mogen horen, namelijk als Petrus naar de Romein Cornelius gaat, heidenen de Heilige Geest ontvangen en gedoopt worden (Hand.10,34-48).

 

Mysterie

In de brief aan de Efeziërs valt op dat Paulus graag het woordje ‘mede’ gebruikt (Ef.2-3). In de Nederlandse vertalingen komt dat niet altijd goed uit, maar het staat duidelijk in de brontaal. De gelovigen in Efeze zijn volgens de apostel ‘medeburgers’ die ‘mede gebouwd worden’ tot een woning van God. Even later noemt hij hen mede-erfgenamen, medeleden van het lichaam en mededeelgenoten van Gods belofte. Met andere woorden: Israël is door Gods trouw nog steeds deel van zijn heilsplan, en de heidenen hebben daar mede een plek in gekregen. Wat God aan Israël beloofd heeft, blijft staan, ook nu de gelovigen uit de heidense volken erin mogen delen. Paulus noemt dit plan van God een geheimenis of mysterie (Ef.3,3.4.9). In een laatste, derde artikel wil ik ingaan op enkele belangrijke elementen die extra aandacht verdienen.

 

Lieuwejan van Dalen, Hoogeveen

 

Ds. L. van Dalen is lid van het deputaatschap kerk en Israël