In de vorige artikelen kwam naar voren dat het vijfde gebod in eerste instantie zorg gebiedt voor behoeftige ouders. Het gebod is mede door de toenmalige tijd bepaald. Tegelijkertijd heeft het gebod een diepere kern. Deze kern is dat er zorg nodig s voor elke behoeftige die op je weg komt, en ook dat ouders ook eerbied- en respectwaardig moeten zijn.

 

Zo spreekt het vijfde gebod niet alleen te­gen diegenen die een zorgtaak hebben, maar ook tot ouders om hun ouderschap serieus te nemen. Ouder-zijn is geen spelletje. Als vader of moeder ben je niet het vriendje van je zoon of dochter, hoewel er wel in de loop van de jaren een vriendschap kan groeien.

In de eerste plaats ben je vader of moeder in alle aspecten die daaraan verbonden zijn, als de hand van God waarmee Hij kinderen wil leiden. Wees eerbiedwaardig, in alle wijsheid en bescheidenheid.

 

Bitterheid

Paulus zegt dan ook dat je niet de oorzaak van bitterheid bij je kinderen mag zijn. Opvoeding zal in de Here moeten plaatsvinden (Ef. 6, 4). In tucht, zo voegt Paulus eraan toe, dat wil zeggen in het voorgaan, voorhouden en voorleven van het goede. Het leven met God vraagt een bepaald patroon.

Je kunt niet zomaar alles doen waar je zin in hebt. Daarin is een bepaalde tucht nodig, die past bij het christelijk leven. Daarom: opvoeden 'in de tucht en de terechtwijzing van de Here'. Dat zal juist ook in deze chaotische tijden moeten gebeuren, waarin kinderen houvast en structuur nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen.

Daarbij hoort ook terechtwijzing. Een houding van Eli brengt louter kwaad. Deze liet zijn zonen maar geworden. Wat er gebeurde? Zij maakten misbruik van hun positie. Het voorbeeld van Eli is een waarschuwing. Daarom mag terechtwijzing niet ontbreken.

Maar … dan alleen als je ook zélf hebt leren buigen onder het gezag van Christus, die niet gekomen is om gediend te worden en bevelen te geven, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. Daarbij past niet het vitten op je kinderen. Paulus zegt ergens dat kinderen dan moe­deloos zouden kunnen worden (Kol.3,21). Belangrijk is dat we onze kinderen zien als jongens en meisjes voor wie Christus zijn leven heeft gegeven, en voor wie Hij is opgestaan.

 

Gebrokenheid

En als wij zelf geen kinderen hebben ontvangen voor wie wij een opvoedende taak hebben? Wat als de kinderen de deur uit zijn? Dan heeft dit gebod toch ook nog steeds betekenis. Elk gebod heeft wat zijn kern betreft, een blijvende betekenis. Voor ons allen.

Wij hebben allen een taak jegens de opgroeiende jeugd in de gemeente. Al was het alleen maar als een punt waar wij ook in ons gebed aan mogen en moeten denk­en. En een voorbeeld zijn in dienst aan God. Dus: in de kerkgang!

En als het niet gaat? Dat wil zeggen: als het stukloopt tussen ouders en kinderen? Als ouders geen contact meer hebben met kinderen? Als kinderen niet meer thuiskomen? Zich van ouders hebben afgekeerd, of de ouders van hen? Wie met deze dingen te maken heeft in zijn familie, draagt een groot verdriet met zich mee. Ook op het punt van het geloof kan er een verwijdering ontstaan. Kinderen gaan niet meer naar de kerk en willen niet meer over het geloof spreken. Dat geeft verdriet. Al deze zaken zijn een gevolg van de gebrokenheid waarin wij leven. De zonde grijpt diep in ons leven in, ook in de verhouding tussen ouders en kinderen. Een van de meest diepingrijpende dingen is ruzie in gezinsrelaties.

Maar de Here belooft dat Hij door Christus verbroken verhoudingen heel maakt, en hééft gemaakt!

Verzoening vond plaats op Golgotha, en vindt daar plaats door het geloof. Juist daar stroomt de bron van verzoening. Het bloed van Christus bindt mensen aan el­kaar. Jezus geeft de echte eenheid tussen mensen en ook tussen ouders en kinderen.

Daarover lezen wij bemoedigende woorden in het evangelie. Denk aan de zorg van Jezus voor de vrouw uit Naïn. Haar jongen was haar enige steun. Jezus wekte hem op, en gaf hem aan zijn moeder terug. Denk ook aan de andere momenten dat Hij hielp. Hij wekte het dochtertje van Jaïrus op.

Hij geeft mensen aan elkaar terug. Hij brengt verloren zonen en dochters, én verloren vaders en moeders, weer op hun plek. Hij heeft zijn leven ook daartoe gegeven.

 

Dankbaarheid

In een van zijn brieven zegt Paulus dat dankbaarheid het leven van een christen tekent. In alle dingen. Dan ook in de houding tegenover ouders, kinderen, en verder allen op onze weg die behoeftig zijn en zorg nodig hebben. Ook komt deze dankbaarheid tot uiting in de op­voeding en het leiding geven aan allen die aan onze zorg toevertrouwd zijn. In dankbaarheid ernst maken met het vijfde gebod. En dan kan er vanuit eerbied voor ouders en hun taak, ook een lijn worden getrokken naar overheden en andere instanties die verantwoordelijkheid dragen ten opzichte van diegenen die aan hun zorg zijn toevertrouwd.

 

Bij dit alles is het allerbelangrijkste in ons leven hoe onze verhouding te­genover Jezus is. Deze verhouding kan zelfs ook spanning geven ten opzichte van directe verwanten. Jezus bleef toen hij twaalf jaar was in de tem­pel, terwijl Jozef en Maria Hem zochten. Hij achtte het koninkrijk van zijn hemelse Vader hoger dan hun belang. Later vroeg Hij aan zijn discipelen wie eigenlijk zijn moeder en broeders en zusters waren. Voor Hem was dat duidelijk: allen die de wil doen van zijn he­melse Vader.

Scherp waren zijn woorden over navolging: Als iemand naar Mij toekomt, en niet zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven op de twee­de plaats zet, die kan mijn discipel niet zijn (Luc.14,26-27). Wie daarentegen Hem navolgt met heel zijn hart, ziel en lichaam, en ernst maakt met de geboden van God, ook met het vijfde gebod, mag een rijke zegen verwachten. Hij zelf geeft, wat Hij van de zijnen vraagt. En belooft welzijn en een heerlijke erfenis!

 

D.J. Steensma,  Feanwâlden