Terugblik in de geschiedenis 

 

‘Kijk, zo kochten de rijke christenen een plekje in de hemel,’ zegt de gids. Het is zomer 2017. We zijn verhuisd naar Leeuwarden en krijgen samen met andere nieuwkomers van de burgerlijke gemeente een tour door de stad aangeboden. In het zonnetje lopen we door de oude binnenstad. De gids wijst ons de mooiste plekjes.

 

Aangekomen bij het Sint Anthony gasthuis vertelt hij over de geschiedenis van dit opvanghuis voor ouderen en zieken. Vanaf einde middeleeuwen is het gefinancierd door de rijken van Leeuwarden. ‘Dat waren namelijk nogal bange christelijke kerkmensen, en die kochten daarmee dus voor zichzelf een plekje in de hemel,’ legt de gids opgewekt uit. Instemmend geknik, tja ... zo zijn die kerkmensen. Armen- en ziekenzorg door de kerk als afkoopsom voor de eeuwigheid. Dat is kennelijk het beeld dat leeft van eeuwenlang kerkelijk diaconaat.

 

Nu moeten we niet te snel zeggen: dat klopt van geen kant. Angst voor hel en verdoemenis zat er - zeker in de late middeleeuwen - diep in bij de mensen. Dat er mensen zijn geweest die meenden met hun rijkdom een goed werk te moeten doen met het oog op het zeker stellen van hun eeuwige bestemming zal waar zijn. Maar door het zo algemeen te stellen doen we geen recht aan de inzet van talloze gelovigen voor mensen in nood. De kerk heeft in boodschap en liturgie de harten mogen richten op Gods eeuwige toekomst, maar ook op het present stellen van Zijn Koninkrijk in ons bestaan hier en nu. Ons leven hier en nu is geen tijdelijke bijzaak, en het lijden hoort er niet ‘nu eenmaal bij’. 

 

Roeping

Dat besef is diep verankerd in Gods Woord, en in de geschiedenis van het diaconaat. Die armenhuizen, ziekenhuizen, weeshuizen uit de middeleeuwen waren er toch maar, dankzij de inzet van velen. Met geld van rijken, en met inzet en werk door heel veel mensen, die het als hun christelijke roeping hebben gezien om de nood van hun naasten te lenigen. Hoe kan het ook anders. De Bijbel zelf is vol diaconaat. Vanaf het moment dat de mens in zonde valt, roept God ons op het onrecht dat daaruit voortkomt met kracht tegen te gaan. God vraagt aan Kaïn: ‘Waar is je broer Abel?’ ‘Ben ik mijn broers hoeder?’ is het botte antwoord. Maar God neem daar geen genoegen mee. ‘Het bloed van je broer roept tot mij vanaf de aarde!’ Kaïn komt niet weg met een leven voor zichzelf ten koste van het leven van zijn broer.

 

Gods Thora, gegeven aan Israël, staat niet alleen vol nauwgezette voorschriften voor de omgang met God, maar ook voor de zorg voor elkaar. Met een voor die tijd radicale opdracht om de arme een bestaan te gunnen, inclusief periodiek een schuldenvrije start, het jubeljaar (Lev.25). Ander voorbeeld: de tien geboden. Gods goede woorden ten leven. Over hoe we met God hebben te leven, en met elkaar. Het gaat over ‘slaven en slavinnen die evengoed moeten rusten zoals u’. Het gaat over ontzag en zorg voor het bestaan van de ander, of dat nu je ouders zijn of vreemdelingen die bij je in de stad wonen. Het gaat over een economie die niet het onderste uit de kan wil halen, maar over wil laten voor de armen en de vreemdelingen (Lev.19).

 

Messiaanse koning

En wat dacht u van onze Here Jezus Christus? De messiaanse koning waarover Psalm 72 zingt:

 

Hij zal de redder zijn der armen

Hij hoort hun hulpgeschrei

Hij is met koninklijk erbarmen

Hun eenzaamheid nabij.

Hij helpt, met hun bestaan bewogen,

Die zijn in vrees verward.

Hun bloed is kostbaar in hun ogen.

Hij draagt hen in hun hart

(Psalm 72:4 berijming 1968).

 

Jezus zocht de mensen in nood op. De blinden, de verlamden, de melaatsen. Hij kwam op voor het recht van verdrukten, en stond op tegen een geestelijke elite die een vroom leven leidde, maar geen oog had voor het lijden van hun naasten (o.a. Mat.12,9-14, Luk.10,25-37).

De gids had geen gelijk. Diaconaat is geen ticket voor jezelf voor de hemel, maar zorg voor de naaste op deze aarde, hier en nu. Diaconaat is zonder bijbedoeling opkomen voor mensen in nood. En velen hebben het ook zo begrepen. In alle tijden van het christendom hebben zich velen vanuit een diep geworteld geloof ingezet voor mensen in nood. Gewoon, omdat je begrepen hebt, dat ieder leven er toe doet in Gods ogen.

 

 

Eeuwigheid

En ja, hun werken blijken toch in verband te staan met de eeuwigheid. Zo verwoordt de Here Jezus het in Mattheüs 25. Leest u het indringende gedeelte van vers 31-46 er maar op na. Inderdaad worden daar mensen behouden omdat Jezus hun goede werken voor mensen in nood heeft gezien. Maar het is wel tot hun eigen verbazing, dat dit verband gelegd wordt. Ze hebben niets anders gedaan dan de Bijbelse opdracht om te helpen wie geen helper heeft. Tot hun verrassing blijkt het een werk voor Christus zelf te zijn geweest. Zo herkent de Heer het geloof van Zijn leerlingen. En blijkt het niet alleen tot heil van de naasten, maar ook van henzelf te zijn.

 

'Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”'

(Mat.25,37-40).

 

In een volgend artikel wil ik ingaan op hoe diaconaat in onze samenleving haar plek kan innemen.

 

Ds. Herman Carlier, Leeuwarden