De coronacrisis laat zien dat een grote kerkelijke gemeente ook keerzijden heeft. Laten kerken zich bezinnen op mogelijkheden tot het verkleinen van de gemeenschap.

De coronacrisis heeft in het afgelopen jaar kernelementen van gemeente-zijn geraakt. Kerkgang en zingen werden veelal aan banden gelegd. Kerken moesten creatief worden in de vormgeving van kerkdiensten en het gemeenteleven. Zo heeft corona de mogelijkheid geschapen om kerkstructuren en gebruiken te doordenken. Wat vinden we waardevol en wat moeten we misschien loslaten? De vraag hoe een kerk gemeenschap is en hoe groot die gemeenschap is, ligt mijns inziens ook op de bezinningstafel. 

De Canadese nieuwtestamenticus John Kloppenborg noemt over dit thema in zijn boek Christ’s Associations een aantal interessante zaken over de vroegchristelijke kerken. Kloppenborg wil in zijn boek de vroegchristelijke gemeente plaatsen in de context van andere gemeenschappen uit die tijd. Aan de hand van inscripties, papyri en ander epigrafisch materiaal beschrijft hij gemeenschappen met hun organisatie, vergaderplaatsen, maaltijden en lidmaatschappen. Kloppenborg betoogt dat vroegchristelijke kerken waarschijnlijk grote overeenkomsten vertoonden met andere groepen in de samenleving. Zijn schatting is dat de doorsnee christelijke gemeenschap in het Middellandse Zeegebied ongeveer vijftien tot dertig leden telde, afhankelijk van de plaats van samenkomst. Grotere kerken waren er waarschijnlijk niet, want dan zou de notie van gemeenschap eronder lijden. Een doorsnee stad kon meerdere christelijke gemeenschappen bevatten die onderling contact hadden, maar die toch niet samen een grote gemeente vormden. 

keerzijden

De materie die Kloppenborg aanreikt is het overdenken waard in het licht van de coronacrisis. In de afgelopen periode hebben veel kerken gemerkt dat een grote kerkelijke gemeente ook keerzijden heeft. Gemeenteleden konden weken of zelfs maanden niet in de kerk komen, omdat er een beperkte groep in het kerkgebouw werd toegelaten. Mensen die thuis moesten blijven konden wel online meekijken, maar velen ervoeren dat fysieke aanwezigheid in een kerkgebouw toch heel anders is. Kleinere gemeenten hadden een voordeel. In mijn eigen gemeente in Spijkenisse was het mogelijk om kerkgangers een keer in de twee weken een hele zondag naar de kerk te laten gaan. Andere kleine gemeenten regelden dat mensen die graag naar de kerk wilden iedere zondag de kerk konden bezoeken. Ik hoorde soms jaloerse reacties uit grotere gemeenten: gemeenteleden zouden dat ook wel graag willen. 

Zo is het niet altijd geweest. Kleine kerken waren gemeenschappen waar grotere kerken wel wat medelijden mee hadden. Bij kerken met ongeveer honderd leden was het wachten tot het laatste gemeentelid het licht uitdeed. Grotere kerkelijke gemeenschappen konden gewoon meer doen qua activiteiten en financiën. Aan de nadelen werd vaak niet gedacht: gemeenteleden kenden elkaar soms niet, randkerkelijken verdwenen geruisloos uit de kerk. De laatste jaren gingen kerkverbanden toch anders naar kleine gemeenten kijken. Kleine gemeenten zijn actieve gemeenten waar het grootste deel van de gemeente betrokken lid is. Er is een grote offervaardigheid en met weinig mogelijkheden wordt er veel gedaan aan werk binnen en buiten de kerk.  

 

splitsing

Wat moeten kerken nu? Ze kunnen besluiten terug te keren naar het ‘oude normaal’. De vraag is dan wat we geleerd hebben van de coronacrisis en de maandenlange ingrepen in het kerkelijk leven. Laten we bij een volgende crisis de kerk dan niet opnieuw lijden? De noties van Kloppenborg en de realiteit van de kerk gedurende corona vragen mijns inziens diepgaandere besluiten. Een draconische verandering zou zijn dat grote kerken besluiten over te gaan tot splitsing van de gemeente. In kleine gemeenten wordt de familiegemeenschap, waarover het Nieuwe Testament spreekt, toegepast. Kerkdiensten kunnen nog eventueel gezamenlijk gehouden worden, maar de gemeenschappen staan op zichzelf. Een andere ingreep is het faciliteren van huisgemeenten of kerkelijke groepen in de eigen gemeente, in de standplaats of in omliggende plaatsen. Misschien voelen individuele gemeenteleden wel de roeping om te verhuizen naar plaatsen waar kwetsbare kerken een gemeenschap vormen of waar nog onvoldoende kerkelijke presentie is. 

We kunnen onze ogen sluiten en op de oude voet verder gaan, waarbij de coronacrisis een tijdelijke pas op de plaats was. Kerken zijn de afgelopen tijd echter gewezen op hun achilleshielen, waarvan gemeenschap en kerkelijke omvang er een van is. Wie met deze onthullingen niets doet zal in een volgende crisis in hetzelfde zwaard vallen, waarbij grotere gevolgen niet uitgesloten kunnen worden. Laten kerken het ijzer smeden wanneer het heet is. Warm wordt het toch al deze zomer. 

Arjan van den Os is promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft deze blog als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.

Arjan van den Os

 

Drs. J. van den Os is predikant van de CGK te Spijkenisse en promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

 

Dit artikel is overgenomen uit het Nederlands Dagblad van 14 juli 2021