Anderhalf jaar lang zijn we in de kerk bezig met improviseren. Vorig jaar september probeerden we als gemeenten het nieuwe seizoen zo normaal mogelijk te laten starten. Het liep toch anders. En opnieuw staan we aan het begin van een seizoen waarvan we hopen dat er steeds meer ruimte komt om net als voor corona activiteiten te organiseren. We hopen dat maatregelen steeds minder streng worden. En met goede hoop en biddend starten we zo een nieuw seizoen.

 

De redactie heeft nagedacht over de vraag waar het over moet gaan in dat nieuwe seizoen. We kwamen in elk geval tot drie punten die de aandacht verdienen omdat er in veel gemeenten de afgelopen anderhalf jaar te weinig aandacht aan is gegeven. Het kon niet anders, maar juist daarom is het van belang dat deze zaken opnieuw onze aandacht krijgen. Het gaat om pastoraat (huisbezoek), evangelisatie en jeugdwerk (catechisatie). Hieronder gaan we er op in. Met een aantal suggesties…

 


Onderling contact – bezoeken, bezoeken, bezoeken…

 

‘Wat hebben we elkaar lang niet gezien! Heerlijk om weer samen te zijn.’ Deze zin is in allerlei variaties in de kerk te horen geweest de afgelopen tijd. We hebben natuurlijk vaak genoeg de kans gehad om naar de kerk te gaan. Van juli-november vorig jaar. En dit jaar al vanaf april. Maar toch waren het vaak dezelfde mensen die kwamen. En ook dezelfde mensen die je nog nergens zag. En dat is aan de ene kant begrijpelijk, maar tegelijk ook jammer. Want we missen elkaar wel. Toch was de drempel kennelijk te hoog geworden voor velen.

 

Je kunt gemakkelijk van slag raken. Gefrustreerd klagen over te weinig betrokkenheid. Praten over doorgaande secularisatie. Analyseren dat corona de ontkerkelijking met zoveel jaar versnelt. Dan praten we vooral over mensen. Maar dat is altijd beperkt. Het is veel beter om te praten met mensen.

 

Het is duidelijk dat er langzaam meer ruimte komt om naar de kerk te gaan (laten we hopen dat dat zo blijft). En het is duidelijk dat het voor veel mensen nog steeds niet vanzelfsprekend is om weer te gaan. Misschien is het goed als er eerst op een andere manier weer contact wordt gelegd.

 

Laten we eerlijk zijn: hoe langer je elkaar niet ziet, hoe lastiger het is om zomaar weer binnen te stappen. Dat geldt op alle terreinen van ons leven, ook in de kerk. Het is de taak van de kerkenraad om daarin aan het werk te gaan in dit nieuwe seizoen. En dat kan mooi door het brengen van zoveel mogelijk bezoeken. Als de drempel verlaagd moet worden, dan heeft ‘de kerk’ de verantwoordelijkheid om daarmee bezig te gaan. Drempels verlagen door contacten te zoeken.

 

De samenvatting van het actieplan herstel na corona in drie woorden: bezoeken, bezoeken, bezoeken. Er zijn niet te weinig diensten geweest de afgelopen tijd. Er was genoeg geestelijk voer te vinden. Er is te weinig ontmoeting geweest. Daar moet aan gewerkt worden.

 

Het is belangrijk dat zoveel mogelijk de hele gemeente in de komende maanden bezocht wordt. Dat is een hoop werk. Dat hoeft gelukkig niet alleen door ouderlingen gedaan te worden. Niet alleen door ambtsdragers. Daar kunnen wijkdames, pastoraal bezoekers, maar ook predikanten en andere mensen bij ingeschakeld worden. Gebruik zoveel mogelijk mensen, maar ga erop uit. Vraag mensen hoe het met ze gaat en nodig ze uit om weer actief mee te doen in de kerk.

 

Dat zorgt voor drie dingen. Mensen worden gezien en gehoord. Er komt een positieve stimulans om de kerkdienst te bezoeken. En de kerkenraad krijgt opnieuw zicht op de gemeente. Niet op de grote groep als geheel. Maar op al die mensen die deel uitmaken van die groep. En dat is waar het om draait: persoonlijke betrokkenheid.


De kerk en de burendag – een idee van de evangelisatie-ouderling.

 

Binnen de kerkenraad werd regelmatig nagedacht over de vraag wat de kerk in de directe omgeving van het kerkgebouw zou kunnen betekenen. Want ja, naast de zondagse kerkdiensten en naast de kerkelijke activiteiten die door de week plaatsvonden stond het kerkgebouw er maar te staan. Gebeurde er niets: waren de deuren dicht, en scheen er geen licht naar buiten …!

De evangelisatie-ouderling zat er mee, dat alle activiteiten die gehouden werden op de eigen gemeente gericht waren. Want zou het niet mooi zijn als de kerk ook iets zou kunnen betekenen voor de mensen die rondom de kerk woonden? Hij probeerde die vraag regelmatig opnieuw te agenderen, maar elke keer weer eindigde het gesprek daarover zonder dat er echt iets uitkwam.

 

Hij zat ermee, en wist dat de kerkenraad er in zijn geheel ook wel mee zat. Het besef was wel degelijk aanwezig dat je als kerk ook (en zelfs heel speciaal) licht zou moeten laten schijnen in de omgeving. Daarom was hij blij met het idee dat hem aangereikt was op een themadag die door deputaten evangelisatie gehouden was en waar het juist over deze vraag gegaan was.

Op die dag was er gesproken over de betekenis van de kerk. Er was verteld dat de kerk er niet zomaar is, maar dat God de kerk gebruikt als een instrument in Zijn hand om Zijn werk voort te zetten in de wereld. En dat de kerk juist in de wereld zichtbaar mag maken dat God de wereld en de mensen in de wereld ziet, en dat Hij naar ze om wil zien. Dat de kerk aan dat omzien van God handen en voeten mag geven. Geholpen en geleid door de Geest.

‘En dat begint vaak heel eenvoudig,’ zo was het gezegd op die themadag. ‘Je zou bijvoorbeeld aan kunnen sluiten bij wat er toch al gebeurt, ook in de omgeving van de kerk.’ En de spreker had gewezen op de burendag die elk jaar gehouden wordt. Hij zei: ‘Als je als kerk op die burendag, bijvoorbeeld op het kerkplein, een barbecue organiseert en daarbij de bewoners van de wijk om de kerk heen uitnodigt, kun je op een heel ontspannen manier contacten leggen. Om die mensen te leren kennen. Zo kom je misschien met mensen aan de praat, waarbij je merkt dat er openingen zijn om iets van licht te laten schijnen. Je weet nooit waar dat op uitloopt. En met wie je misschien ook verder in gesprek kunt blijven.’

 

Zo was het verteld op de themadag. De evangelisatie-ouderling was er best enthousiast van geworden. Dus toen de kerkenraadsvergadering vlak voor de start van het nieuwe seizoen kwam, vroeg hij het woord en stelde voor: ‘als we nou eens, op 25 september aanstaande, op ons eigen kerkplein aansluiten bij de burendag die overal gehouden wordt, en als we dan de mensen uit de buurt om de kerk uitnodigen, zou dat niet een mooie start (al is het maar klein) zijn om vooral ook iets van licht te laten schijnen?’

De voorzitter van de kerkenraad keek de kring van de kerkenraad rond, en stelde de vraag: ‘Hoe denken we hierover?’

 

Hoe zal dit gesprek verdergegaan zijn?

Ik ben best benieuwd wat er op 25 september misschien zo hier en daar gebeurt.


De jeugd en de toekomst

 

Het was eind vorig schooljaar op een middelbare school. Een klas van ongeveer dertig leerlingen van 16, 17 jaar. Ze hadden alweer een vreemd schooljaar achter de rug. Twee maanden helemaal online les. En daarna waren ze in drie groepen naar school gegaan. Vijf dagen school in drie weken. De rest van het onderwijs kregen ze thuis, digitaal. En de laatste weken kon er weer meer. Dus vroeg de mentor aan zijn leerlingen of ze graag nog een maand met de hele klas les wilden. Het antwoord? Liever niet.

De leerlingen hadden elkaar al zo lang niet gezien, dat ze opzagen tegen die grote klas. Wat moet je elkaar vertellen? Wordt het weer gezellig, of vooral vreemd? Straks – na de vakantie, dan was het een nieuw schooljaar. Dan zouden ze misschien wat gemakkelijker weer samen in de klas kunnen zitten. Maar voor nu was het wel prima zo.

 

Hetzelfde gebeurde toen er vorig jaar in juni nog een tijdje catechisatie gegeven werd. Lang niet iedereen kwam opdagen. En dat had niet alleen te maken met desinteresse… De afstand tot de kerk was voor veel jongeren zo groot geworden, dat die moeilijk te overbruggen was.

Daar zijn we gebleven, eind vorig seizoen. Bij veel jongeren was er al weinig interesse in de kerk en kerkelijke activiteiten. Hoe krijg je die er weer bij? Door in elk geval in te zetten op persoonlijk jeugdwerk. Algemene uitnodigingen moeten er zijn, maar daarnaast is het zaak om jongeren persoonlijk te benaderen. Als je een activiteit organiseert, kun je een algemene uitnodiging in de groepsapp doen – maar daar komt weinig reactie op. Het is echt nodig om vervolgens de jongeren nog allemaal persoonlijk uit te nodigen.

 

Dat is lastig. Maar laat het geen reden zijn om het maar zo te laten. Laat die jongeren niet op afstand blijven. Zoek ze op, betrek ze bij de inhoud van de catechese. Maar zet erop in! Jongeren hebben het ontzettend nodig om elkaar te ontmoeten. Maar ook om de catecheten en clubleiding te ontmoeten. Ze hebben in de kerk mensen nodig met wie ze zich kunnen identificeren. Ze hebben mensen nodig die een voorbeeld durven zijn. Niet omdat ze alles weten, maar omdat ze ervan kunnen getuigen dat het leven met de Here goed is.

 

Bij die catechese is het ook zaak om in te zetten op de inhoud. Niet alleen maar praten over persoonlijke ideeën, maar juist inhoudelijk spreken over het geloof. De Bijbel opendoen. Met elkaar lezen en nadenken. De gebeurtenissen van deze tijd en deze wereld in verband brengen met de God die hemel en aarde geschapen heeft.

 

Hoe te beginnen? Door alle jongeren uit te nodigen (ook de jongeren waarvan je al lang weet dat ze toch niet komen). Door vervolgens de jongeren die er niet zijn persoonlijk te benaderen. Door de jongeren met elkaar en met de catecheet in gesprek te laten gaan. Door een goede basis te hebben voor wat je gaat doen (een methode, een boek, de catechismus). Jongeren houden niet van boekjes – deel die ook vooral niet uit. Maar zorg er wel voor dat je zelf voldoende input hebt en niet alles helemaal alles moet bedenken.

 

En zorg ervoor dat de catechisatie niet op een persoon neerkomt. Laat mensen met elkaar nadenken en samen aan het werk gaan. En zo enthousiast met jongeren op zoek gaan naar de kern van het geloof. Dat is in alle tijden en op alle plaatsen relevant.

 

Hoogeveen, Jan van ’t Spijker & Wouter Moolhuizen