De wortels van ons kerkverband liggen in de tweede helft van de zestiende eeuw – de synode van Emden. Men koos er voor een presbyteriaal-synodale kerkregering. de plaatselijke kerken zijn zelfstandig, maar verbinden zich tot een geheel door middel van kerkelijke vergaderingen. Dat levert spanning op, als het accent of te veel op het ene of te veel op het andere brandpunt komt te liggen.

 

Het gezag

Hoe ligt nu de verhouding tussen de meerdere vergaderingen en de plaatselijke kerk?

Allereerst dienen we oog te hebben voor de verschillende aard van het gezag. Het gezag dat een kerkenraad heeft over een gemeente komt van Christus zelf. Hij geeft zijn gemeente ambtsdragers om haar te bouwen en te bewaren. Zij spreken en beslissen op grond van het gezag dat ze van Christus gekregen hebben.

Het gezag van meerdere vergaderingen is een afgeleid en beperkt gezag. Daardoor hebben deze vergaderingen een beperkte, dienende macht.

De afgevaardigden komen niet samen namens hun ambt, maar ten gevolge van afvaardiging. Meerdere vergaderingen zijn samenkomsten van kerken en niet van ambtsdragers. Zij handelen niet krachtens hun ambt, maar volgens de constitutie en afvaardiging van plaatselijke kerken.

Plaatselijke kerken en meerdere vergaderingen horen bij elkaar en vormen een geheel.

 

Bindende besluiten

Dat het primaat bij de plaatselijke kerken ligt, betekent niet dat de plaatselijke kerken niet gebonden zouden zijn aan onderlinge afspraken. Door middel van hun afgevaardigden naar de meerdere vergaderingen hebben de kerken zelf die afspraken gemaakt. Daarbij is afgesproken dat de uitspraken van de meerdere vergaderingen bindend zullen zijn.

Soms wordt dan verwezen naar het Apostelconvent (Handelingen 15). Daar werd inderdaad wat uitgesproken werd, van harte door iedereen aanvaard en als een duidelijke weg, gewezen door de Heilige Geest, gezien en gevolgd. Tegelijk kan de vraag gesteld worden of je het gezag van meerdere vergaderingen zo één op één kunt gronden op Handelingen 15.

In ieder geval is de bindende kracht van kerkelijke besluiten vastgelegd in art. 31 van onze kerkorde: Wat bij meerderheid van stemmen uitgesproken is, zal voor vast en bondig worden gehouden, tenzij bewezen wordt, dat dit in strijd is met het Woord van God, de belijdenis of de kerkorde.

De besluiten van kerkelijke vergaderingen dienen onverkort te worden nageleefd door de plaatselijke kerken. Die besluiten hebben een bindend karakter. De kerken beloven zich daarnaar te schikken, ook al zou men het niet met de beslissing eens zijn.

 

Ja, maar…

En als een kerkenraad het nu niet eens is met een besluit dat op een classis of een generale synode genomen is?

Dan staat de weg open van revisie en appel. Revisie is het met argumenten aan een kerkelijke vergadering vragen om het genomen besluit te heroverwegen. Appel is het hoger beroep op een meerdere vergadering.

De kerkenraad dient dan aan te tonen dat het genomen besluit in strijd is met het Woord van God, de belijdenis of de kerkorde.

Een kerkenraad die voor zichzelf bewezen acht dat een besluit van de generale synode in strijd is met het Woord van God – en na een revisieverzoek niet in het gelijk gesteld is -, zal zich opnieuw dienen te verhouden tot het kerkverband: wil onze plaatselijke kerk nog tot dit kerkverband behoren, ja of nee?

Andersom: gaat een kerkenraad een weg waarbij het fundament in geding is en de plaatselijke kerk als het ware valse kerk wordt, dan moet het kerkverband ingrijpen.

 

Hoofd- en bijzaken

Zo-even werden de woorden ‘waarbij het fundament in geding is’ gebruikt. Die formulering laat zien dat er hoofdzaken en bijzaken zijn. Er zijn zaken die het hart van het gereformeerd belijden raken en er zijn zaken die van een ander soortelijk gewicht zijn. In de kernzaken stemmen we overeen, over andere zaken kan en mag verschillend gedacht worden. Ik hoef hier niet aan te tonen hoe verscheiden en divers de CGK zijn!

In de geschiedenis van onze kerken is onderscheid gemaakt tussen enerzijds een ernstig classicaal gesprek bij afwijking van de kerkorde bij zaken die Schrift en belijdenis niet raken en anderzijds een vermaan bij zaken die Schrift en belijdenis wel raken. Bij de eerste categorie valt te denken aan de gang van zaken bij het kerkelijk lied, het aantal diensten per zondag, de beperkte diensttijd van ambtsdragers, het stelselmatig niet of te weinig afdragen aan sommige kerkelijke kassen, het negeren van de grenzen van een preekbevoegdheid en zo is er nog wel meer te noemen.

Bij de tweede categorie is te noemen: het leren en verbreiden van de leer van het duizendjarig rijk (K.O., art. 52, lid 2a en b); en het genoegen nemen met een belijdenis van de waarheid in plaats van de belijdenis van het geloof (K.O., art. 61, lid 3).

(wordt vervolgd)

 

 

H.J.Th. Velema, Hoogeveen

 

Ds. H.J.Th. Velema is emerituspredikant van Zierikzee en secretaris van deputaten kerkorde en kerkrecht