Adam is eerst geschapen, daarna Eva. Daarom mogen vrouwen geen onderwijs geven en geen gezag uitoefenen over mannen. Dat is de scheppingsorde, zoals duidelijk blijkt uit Genesis 1-3 en 1 Timotheüs 2,11-14. Althans volgens tegenstanders van de vrouw in het ambt. Bovendien stellen zij dat een andere uitleg van deze Schriftgedeelten afbreuk doet aan het gezag van Gods Woord.

Maar zo simpel is het niet.

 

Scheppingsorde is een begrip dat in de Bijbel niet voorkomt. Men is het in de loop van de kerkgeschiedenis gaan gebruiken, vooral als aanduiding van de positie van de man en de vrouw. De redenering is aldus: de man is het hoofd van de vrouw. Dat betekent dat de vrouw aan de man onderdanig moet zijn, niet alleen in het huwelijk, maar ook in de kerk. Daarom mag zij geen kerkelijk ambt bekleden. Nog strikter is de opvatting dat de scheppingsorde ook betekent dat in heel het maatschappelijk leven in principe een man de leiding moet hebben.

In deze opvatting wordt ‘de scheppingsorde’ toegepast op de relatie tussen man en vrouw. Bij dit begrip ligt het echter veel meer voor de hand aan heel de scheppingsweek te denken, met als hoogtepunt de zevende dag, de dag waarop God rustte van al zijn werk.

Na deze verkenning krijgen belangrijke gegevens uit Genesis 1-3 aandacht.

 

Adam als laatste

Genesis 1,26-31 vertelt dat God op de zesde dag Adam als laatste van alle schepselen schiep. Hij is het minst belangrijk, als het waar is dat de eerst geschapene belangrijker is dan wie later werd geschapen. In werkelijkheid werd de laatste de eerste, want God schiep Adam naar zijn beeld.

Eva wordt in vers 27 slechts terloops ter sprake gebracht. Daar staat: God schiep de mens. Met de veelzeggende toevoeging: mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God schiep die ene mens tweevoudig. God gaf aan die mens - man en vrouw - de opdracht te heersen over de aarde, als dienaar en hoeder (Gen.2,15).

 

De vrouw is uit de man

Maar Eva werd toch later geschapen dan Adam? Gebeurde dat nadat Adam alle dieren een naam had gegeven, aan het slot van de zesde dag of na de zeven scheppingsdagen? Deze ogenschijnlijk logische vragen leiden af van de bedoeling van Genesis 2,18-24.

In dit gedeelte wordt verteld dat Adam geen hulp tegenover hem had. Maar de HERE liet hem in een narcotische slaap vallen en bouwde een vrouw uit een van zijn ribben. ‘Mannin’ noemde Adam haar, want zei hij, zij is uit de man genomen.

Eva, zoals ze na de zondeval genoemd werd, is dus geen aparte schepping, maar gebouwd uit de man. Zij paste bij Adam, niet als ondergeschikte, maar als zijn tegenover, zijn wederhelft. Tussen Adam en Eva is er geen rangorde, geen scheppingsorde. In het huwelijk moeten man en vrouw naar Gods bedoeling een eenheid zijn.

 

Oordeel en herschepping

Na de zondeval zegt God tegen Eva in Genesis 3,16b: Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar hij zal over u heersen. De Statenvertaling  tekent bij deze tekst aan dat God hiermee zegt dat de vrouw zich moet schikken naar de wil en onder het gezag van de man. En verklaart verder dat dit voor de val een lust was, maar daarna een last werd.

In dezelfde lijn zegt het oude huwelijksformulier dat de vrouw de heerschappij van de man over haar niet mag tegenstaan, omdat het ‘een ordinantie van God’ is.

Deze verklaring legt een verkeerde link met Genesis 1 en 2. Daarin wordt namelijk niet gesproken over een ondergeschikte positie van de vrouw, maar over de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Zij zijn geroepen om samen te heersen over de aarde (Gen.1,26-29). Tussen man en vrouw was er harmonie in het huwelijk (Gen.2,18-24). 

Bovendien is deze uitleg onjuist. God bedoelt met de begeerte van de vrouw haar verlangen naar de seksuele omgang met haar man. Die lust gaat door de zonde gepaard met zondige begeerte. En de zonde maakt dat de man over zijn vrouw de baas zal spelen. De menselijke ongehoorzaamheid verbreekt Gods orde, de huwelijkseenheid. Met Gods oordeel over hun leven als rampzalig gevolg. Zo zal de man over zijn vrouw heersen in negatieve zin (Gen.3,16).

Maar Christus heeft de macht van de zonde gebroken om de harmonie tussen man en vrouw te herstellen. In Hem worden man en vrouw één met elkaar.

 

Nederigheid

Een vrouw mag geen onderwijs geven of gezag hebben over de man, want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. Dit schrijft Paulus in 1 Timotheüs 2,11-14. Vaak wordt dit  opgevat als de juiste interpretatie van Genesis 1-3. Met als implicatie dat een vrouw geen ambtsdrager mag zijn. Uit het bovenstaande blijkt echter dat deze uitleg niet juist is. Wat is Paulus’ boodschap dan?  

Paulus achtte het nodig de broeders en zusters in de gemeente van Efeze, waar Timotheüs werkte, te vermanen. In 1 Timotheüs 2,8-15 roept Paulus eerst de mannen op eerbiedig te bidden, zonder toorn en onenigheid . Daarna wekt hij de vrouwen op niet op te vallen door uiterlijke pracht en praal, maar zich te sieren met goede werken, vanuit geloof.

In vers 13 schakelt hij over op het enkelvoud. De vrouw mag niet domineren, maar moet nederig zijn. Paulus wijst op het voorbeeld van Eva. Zij werd na Adam gemaakt, maar Eva werd als eerste misleid en kwam tot overtreding. Eva is ‘de moeder van de levenden’. Maar dan moeten zij en haar nakomelingen volharden in geloof, liefde en een heilig leven.

De verzen 11-14 werden (en worden) soms algemeen toegepast op de positie van de vrouw in de gemeente. Zij mag dan op geen enkele wijze leiding en onderwijs geven, bijvoorbeeld  niet als zondagsschooljuf. Maar meestal wordt dit woord alleen betrokken op het ambt. Dat is alleen voorbehouden aan de man, zo zou Paulus Genesis 2 en 3 hier toepassen. Zo is ‘de scheppingsorde’.   

In werkelijkheid lijkt Paulus’ argumentatie op een rabbijnse regel: Wie zich boven een ander verheft, moet bedenken dat een mug eerder is geschapen dan hij.

De boodschap van Paulus voor de vrouwen in Efeze is: Wees bescheiden.

 

Concrete vermaning

Paulus  legt de vrouw hier geen absoluut zwijggebod op.

Dat blijkt uit vergelijking met 1 Korinthe 14. In vers 34 staat dat de vrouw moet zwijgen. Dat verbod heeft betrekking op een discussieonderdeel van de dienst. De vrouwen moeten zich daarin niet mengen, maar thuis aan hun man om opheldering vragen. Maar in datzelfde hoofdstuk en ook in 1 Korinthe 11 staat dat in de gemeente allen - ook vrouwen - mogen profeteren, in tongen spreken en bidden. Daarbij gaat het trouwens niet over ambtelijk spreken, maar over een concrete situatie. Dat is ook het geval in 1 Timotheüs 2. Daar geeft de apostel vrouwen die zich onbescheiden gedragen een concrete vermaning.

Wie 1 Timotheüs 2,11-14 leest als een verbod op de vrouw in het ambt doet de gegevens uit Genesis geweld aan. Het vloekwoord van God over ’het heersen van de man’ in Genesis 3,16 wordt dan terug geprojecteerd op de schepping van de mens. En vervolgens toegepast op de situatie in Christus’ gemeente: het gezag komt aan de man toe en de vrouw moet onderdanig zijn. Kortom, volgens Gods Woord mogen vrouwen geen ambtsdrager zijn.

Maar Christus heeft de vloek opgeheven. In Hem zijn mannelijk en vrouwelijk één. Met deze opvallende formulering in Galaten 3,28 verwijst Paulus naar Genesis 1,27. God schiep de mens, mannelijk en vrouwelijk. In de herschepping door de Mensenzoon wordt de eenheid van man en vrouw hersteld. Bovenal geldt dat voor zijn gemeente. Christus geeft door zijn Geest gaven aan alle gelovigen,  zowel mannen als vrouwen, tot opbouw van zijn gemeente. Tot die gaven behoren ook de ambten (zie Efeze 4,1-16).  

 

Conclusie

In de discussie over de vrouw in het ambt wordt ten onrechte een beroep gedaan op de scheppingsorde. Het label ‘scheppingsorde’ kan namelijk alleen dienen als aanduiding voor de hele scheppingsweek. Daarin werd de mens als laatste geschapen en de sabbat was het hoogtepunt.

Christenen doorbreken echter de scheppingsorde door de rustdag te houden op de eerste dag van de week. Met reden, want Christus’ werk brengt een nieuw begin. Dat geldt ook voor de relatie tussen man en vrouw, zowel in het christelijk huwelijk als in Christus’ gemeente.

De eenheid in Christus is een genadegave, maar het is ook een opgave, Alleen in gemeenschappelijke verbondenheid met Hem, ervan overtuigd dat Hij ons roept Hem te dienen, en ook elkaar, kunnen we kerk zijn in zijn Geest. Daarbij past nederigheid, ook bij gesprekken over geschilpunten, zoals de vrouw in het ambt.

 

D. Visser, Amersfoort