Is dit nu een vraag om een artikel aan te wijden? Ja, toch wel, want we kunnen één ding wel voor zeker aannemen, namelijk dat de Here Jezus niet eind december is geboren. We kunnen dat eenvoudig afleiden uit het Evangelie naar Lucas, dat ons vertelt dat de herders buiten in het veld waren. Maar ook in Israël kan de winter koud zijn, zeker ’s nachts, en daarom houden de herders de kuddes tussen oktober en maart binnen. Omdat 25 december hartje winter is kunnen we er van uitgaan dat Christus niet op die datum is geboren. Waarom vieren we zijn geboorte dan wel op die dag?

 

De onoverwinnelijke zon

Om te begrijpen waar die datum van 25 december vandaan komt moeten we om te beginnen naar Antiochië (nu: Antakya) in de vierde eeuw. Het was een belangrijke plaats in Syrië, en in die tijd zelfs de hoofdstad van het land. In dit Antiochië leefden in de vierde eeuw joden en christenen naast elkaar, zonder dat ze zich tegen elkaar afzetten. Christenen vierden joodse feesten wel mee en op Grote Verzoendag vastten ze zelfs, net als hun joodse plaatsgenoten. In dit Antiochië leefde ook de kerkvader Johannes Chrysostomus (354-407), die na zijn wijding tot priester in 386 benoemd werd tot prediker in de belangrijkste kerk van de stad. Vanwege zijn grote retorische gaven werd hij Chrysostomus (=Guldenmond) genoemd. Meteen na zijn benoeming trok Chrysostomus fel van leer tegen die christenen uit de volkeren, die aan bepaalde joodse gebruiken vasthielden. Daarom voerde hij ook strijd tegen een viering van het Paasfeest op het in de Bijbel voorgeschreven tijdstip, tegelijk met de synagoge, met als gevolg dat de joodse Pesachviering en het christelijke Paasfeest voor de kerk in het Oosten nooit op dezelfde datum kunnen vallen.

 

Als het om heidense rituelen en gebruiken ging was Chrysostomos minder op zijn hoede. Hij protesteerde niet toen in Antiochië het Kerstfeest zijn ingang deed, en wel op de feestdag van de uit Perzië afkomstige zonnegod Mithras! Dat is daarom zo merkwaardig omdat deze Mithras nog niet zo lang geleden – in de periode 275-323 – bovenaan had gestaan in de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Zijn erenaam was: ‘sol invictus’ (=de onoverwinnelijke zon). Die naam maakt duidelijk dat de mensen ieder jaar weer bang waren dat de zon het niet zou redden en dat de dagen alleen maar korter zouden worden. Maar nee, na de 21ste december hield het korter worden van de dagen op en rond de 25ste december kon men opgelucht ademhalen: de zon heeft het weer gered!

Opvallend is het dat Chrysostomus, die zo fel gekant was tegen toenadering tot de synagoge, zonder veel problemen dacht het feest van de zonnegod Mithras op de 25ste december met een christelijke inhoud te kunnen vullen. Maar hij is geen uitzondering geweest. De kerk heeft vaak maar bitter weinig oog voor Gods trouw aan zijn verbond met Israël. Chrysostomos beschouwde het volk Israël als afgedaan, omdat ze Christus gekruisigd hadden.

 

Midwinterfeest

In onze contreien was die Perzische god Mithras onbekend. Maar ook onze verre voorouders ervoeren iedere winter weer dat de dagen korter en de nachten langer werden. Waarom dat iedere herfst en winter weer zo gaat, hebben ze niet toegeschreven aan de draaiing van de aarde, waardoor de zon in de zomer op het noordelijk deel van de aarde langer schijnt en in de winter korter. Het was voor hen telkens weer spannend of aan het korter worden van de dagen ook een einde zou komen. Het was in december ook wel erg lang donker en de kou was soms nauwelijks te harden. Bovendien hadden ze niet de lichtvoorziening en de warmtebronnen waarover wij beschikken. Daarom was er ieder jaar weer opluchting dat de dagen gingen lengen, en nam men de gelegenheid te baat om er een uitbundig feest van te maken. Tegen deze achtergrond valt ook gemakkelijk te begrijpen waarom de kerk het ‘midwinterfeest’ heeft verbonden met het feest van de geboorte van Christus, en tegelijk ook allerlei onderdelen van het midwinterfeest van een christelijke inhoud heeft voorzien.

 

Waarom precies 25 december?

Is er nog iets te zeggen over waarom men de 25ste december als geboortedag van Jezus heeft aangemerkt? Daarop zou ik niet een afdoend antwoord weten, maar er is wel iets van belang:  25  december is een week voor Nieuwjaar. En op Nieuwjaarsdag gedenkt de kerk de besnijdenis van Jezus. We doen er goed aan te bedenken dat de jaarwisseling voor onze verre voorouders een angstwekkende aangelegenheid was. Onze oudejaarsviering kent het knallen, oorspronkelijk om de boze geesten te verdrijven. Een goede indruk van hoe zij dat beleefden biedt het Keltische feest Halloween, dat voor hen in feite oudejaarsavond was. De avond van 31 oktober stond als de ‘geest-nacht’ bekend, en dat hield in dat er van alles kon gebeuren dat niet pluis was. In de chaos van de nieuwjaarsnacht waren feeën in de weer, maar ook heksen waren druk doende met hun betoveringen, kortom – allerlei bovennatuurlijke krachten spookten rond en kwade geesten zochten een nieuwe woonplaats in het menselijk lichaam. Daarom doofden de Kelten die avond de lichten in huis en ook het haardvuur, om hun woonhuis voor de geesten onvindbaar te maken. Buiten maakten ze wel licht, maar dat was om de geesten op een dwaalspoor te brengen.   

Door de viering van de geboorte van Jezus op 25 december te zetten werd onze  Nieuwjaarsdag het feest van de besnijdenis van Jezus. De besnijdenis is het teken dat God ons in het leven niet verloren laat gaan, maar in zijn verbond opneemt en ons opeist voor Hem en zijn Koninkrijk. Nieuwjaarsdag op de achtste dag na Kerst, het feest van de besnijdenis van Jezus, houdt dus een belofte in: de Here laat ons ook in het nieuwe jaar niet aan onszelf over, nee, het jaar dat we ingaan is een ‘jaar onzes Heren’. En ook in dit nieuwe jaar vraagt Hij, net als in besnijdenis en doop, van ons de ‘nieuwe gehoorzaamheid’ die bij zijn verbond hoort.

 

Prof. dr. G. C. den Hertog, Apeldoorn