De woorden boven dit artikel herinneren aan een bekend Paaslied: ‘Daar juicht een toon, daar klinkt een stem’. Vanwaar die uitbundige vreugde? Het lied geeft zelf antwoord: ‘Want nu de Heer’ is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan’.

Misschien kijken we daar vreemd van op. Wanneer we om ons heen kijken en wanneer we naar ons eigen leven kijken dan zien we daar niet zoveel van dat nieuwe, en akelig veel van het oude. Misschien probeer je er wel wat van te maken, maar lukt het je? Na de corona pandemie die zo diep heeft ingegrepen en waarvan je de diepe sporen nog elke dag ziet en voelt. In de wereld van Oekraïne, van de ontvoerde schoolkinderen in Nigeria, van de Christenen in Noord-Korea en China. Wat is er nieuw in je eigen leven dat getekend wordt door gebrokenheid en verdriet; door zonde en schuld?

Er is niet zoveel nieuws onder de zon. 

En toch

Midden in die werkelijkheid van zondeschuld en zondemacht en zondegevolgen klinkt die boodschap van het nieuwe leven. In 1 Korinthe 15 lezen we, dat dit geen vanzelfsprekende boodschap is. Als Christus niet was opgestaan uit de doden, als er geen opstandingsdag was gevolgd op de dag van de kruisdood van Jezus, dan was ons leven een verloren zaak. Dan waren we de ellendigste van alle mensen. Dan is er geen antwoord op de zonde. Buiten Christus is er geen leven, alleen de eeuwige dood.

‘Maar nu’, schrijft Paulus in 1 Korinthe 15, ‘Christus is opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn.’ Dat doet me weer denken aan de regels boven dit artikel: ‘Nu vangt het nieuwe leven aan’. 

Dat doet me denken aan mijn jeugdjaren.

Mijn vader overleed toen ik zeventien jaar was. De gebeurtenissen rond zijn sterven maakten in mij een verlangen wakker om de Heere te dienen. Ik wilde dominee worden, maar de weg daar naartoe werd een- en andermaal geblokkeerd. Ik begreep dat niet totdat rond Pasen tijdens een jeugdweekend van onze gemeente een student  preekte over Markus 10, 45: ‘Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven als een losprijs voor velen.’ Onder die preek opende de Heere mijn ogen. Ik wilde de Heere wel dienen, maar ik moest door Hem gediend worden. De Heere Jezus moest voor mij sterven om door Zijn dood mij het leven te geven. Toen werd het voor mij Pasen en ving het nieuwe leven aan. Toen ging ook de deur open naar het ambt van dienaar van het Woord.

Sindsdien heeft Pasen voor mij een bijzondere betekenis gekregen. Christus’dood werd voor mij het leven.

 

Paasbeleving

Dat nieuwe leven kent zijn hoogtepunten en dieptepunten.. Paulus die jubelde: ‘Wie zal ons  scheiden van de liefde van Christus,’ kent ook de klacht: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods.’ Maar na die klacht komt de jubel terug. Daar zorgt de Heere Zelf voor. Lees het maar in het slot van Romeinen 7: ‘Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere.’ In de opgestane Christus komt  de jubel over de verlossing terug.

Ik herinner mij de Paasmorgen in een van de gemeenten die ik heb  gediend. Ik had een echte Paaspsalm als openingslied opgegeven. De organist  voelde dat kennelijk aan. Hij nam ons mee – of was het de Heilige Geest Die zielesnaren bespeelde? – toen de eerste woorden van Psalm 85 klonken. De gemeente werd hoorbaar meegenomen en het hart van de dienaar ging open bij het zingen: ‘Gij hebt Uw land, o Heer’, die gunst betoond, dat Jakobs zaad opnieuw in vrijheid woont. De schuld van Uw volk hebt Gij uit Uw boek gedaan. Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan.’ Het is jaren geleden maar nooit zal ik vergeten hoe we toen samen mochten zingen.

De dag na Pasen kreeg ik een mailtje van een jonge zuster, die vanaf de galerij waar zij zat, een goed zicht had op de preekstoel. Ze schreef dat mijn gezicht getuigde van mijn beleving van wat we zongen. Dat was ik me op dat moment niet bewust, maar het was wel waar. Die Paaspsalm getuigde van de verwondering die er in mijn hart leefde. Zo mocht ik die morgen preken en opnieuw beleven dat nieuwe van Pasen als vrucht van de opstanding van Christus.

 

Paasvrucht

Er zou veel meer te schrijven zijn over de rijkdom van het leven uit de opgestane Heere.

Nog één moment. Op tweede kerstdag 2021 werd ik tijdens het preken geveld door het coronavirus. Doodziek kwam ik thuis en wekenlang was ik ziek. Na een paar maanden kwam ik bij een specialist die mij onderzocht en vervolgens adviseerde een streep te halen door alles wat er in mijn agenda stond. Ik was daar niet  blij mee maar hij was heel stellig in zijn oordeel. Hij begreep al gauw dat ik dominee was en hij vond dat ik dat werk lang genoeg had gedaan. Mijn oudste dochter was bij dat gesprek aanwezig. De dokter vroeg haar welke dingen ik leuk vond om te doen. Zij schoot in de lach en zei: ‘Preken!’ De dokter zei: ‘Ik zie hem niet meer op de preekstoel komen.’ Mijn reactie was: ‘Dokter, daar beslist een Ander over’.

Een paar maanden later mocht ik inderdaad weer op de preekstoel staan om het Woord te verkondigen. Vol verwondering: Waarom ik wel en anderen niet?

Het was inmiddels juni. Het Woord sprak die morgen over de grote blijdschap die daar komt waar het Evangelie verkondigd en geloofd wordt. Grotere blijdschap ken ik niet!

 

J. Westerink, Urk