Broeder Abel Wieske speelt al zeventig jaar orgel in de kerken

 

Vanaf mijn 9e tot mijn 14e jaar had ik  les van mijn orgelleraar G. Jellesma. De heer Jellesma was toen organist van de Evangelisch Lutherse kerk. Na zijn overlijden in 1952 nam ik les van de heer D. Weeber, organist van de Nederlands Hervormde Kerk. Ik speelde toen mijn eerste en voorlopig laatste dienst in de Christelijke Gereformeerde Kerk.

De heer Weeber was ook evangelist en was daarom vaak een zondag afwezig. En zo was ik vanaf 1952 waarnemend organist in de Nederlands Hervormde Kerk. Toen was ik dus zestien jaar oud.

 

Vrije zondagen…

Ik had in die periode veel zondagen vrij want ik kreeg twee weken na het begeleiden van mijn eerste dienst van de kerkenraad van de CGK een verbod om diensten te begeleiden. De reden hiervoor is mij nooit verteld. Wel mocht ik op het kerkorgel studeren. Intussen was ik door de Evangelisch Lutherse Gemeente gevraagd om diensten bij hen te begeleiden. Dit nam ik met plezier aan, spelen op een oude Meester P. van Oeckelen-orgel uit 1868! En tot mijn verbazing en ook grote eer kreeg ik van diverse gemeenteleden de opmerking: ‘Wij hebben de oude Jellesma weer terug.’ En zo sudderde de tijd door. Totdat ik op een zekere zondagmorgen richting huis liep nadat ik de dienst in de Nederlands Hervormde Kerk had begeleid. Ik kwam precies bij de CGK aan op het moment dat de kerkenraad het kerkpad afliep. Ze hadden mij gezien met mijn muziektas, en ik kreeg de vraag: ‘Waar was jij vanmorgen? Wij hadden geen organist.’ Mijn antwoord was: ‘Dan had u een probleem,’ en ik liep verder. De week daarop kwam dominee Langbroek om opheldering vragen. De zaak werd uitgepraat en vanaf die tijd werd ik ingeroosterd.

 

Woar komst doe weg jonkie?

Ik speelde toen bij de Luthersen, Hervormden en in de CGK. Even een kleine anekdote die speelde zo rond 1956, waaruit het verschil tussen vroeger en nu heel duidelijk wordt. Pa en moe Wieske gingen wel eens een weekend  weg, en dan liep ik direct uit de kerk naar mijn opa Klaas Wieske en tante Aaltje om daar te gaan eten. Tante Aaltje liet mij binnen met de vraag: ‘Woar komst doe weg jonkie?’ Mijn antwoord was: ‘Uut de hervörmde Kerke.’ Haar commentaar was al hoofdschuddend: ‘Jonkie, jonkie, dastoe daor hin gaist.’ Zo verandert de maatschappij, en ook de kerk gelukkig.

 

Hoe het verder ging

En zo verstrijkt de tijd. Hilly en ik zijn in 1961 getrouwd en wij kregen vier kinderen. Collega broeder M. van Ast werd ziek en stierf. Toen was ik nog de enige organist, en dat was niet zo’n leuke tijd, want als Hilly naar de kerk wilde moest er wel oppas zijn voor de kinderen, want ja, ik moest spelen. Moe Wieske, Alie Siks en Tineke Westerhof werden ingeschakeld om in ieder geval één dienst per zondag op te passen, want de oppasdienst bestond toen nog niet. Onze vakanties werden gepland van maandagmorgen tot zaterdagmiddag, want er moest op zondag worden gespeeld. Gelukkig kwamen eerst Berend de Jonge en wat later Jan Aouke Haaijer erbij, die mij konden vervangen, zodat er een klein beetje meer vrije tijd kwam. Totdat de Rooms-Katholieke kerk van zowel Nieuwe als Oude Pekela in nood zat. Gelukkig was dit meestal op zaterdagavond. Later kwam de Nederlands Hervormde Kerk van Meeden er nog bij, waar ik tot aan het sluiten van de kerk met plezier heb gespeeld.

 

Spelen met harte en handen

Iedere eredienst is anders, en daarom probeer ik – al lukt dat niet altijd – om van de liederen, de schriftlezingen en de verkondiging met het orgelspel een geheel te maken. Een soort ’audioschilderij’. De kerk heeft een schat aan liederen, te beginnen met de psalmen, de gezangen, maar ook het Liedboek en de Johannes de Heer bundel. Een paar liederen zijn me erg dierbaar, ik noem gezang 416 uit het liedboek: ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’ en lied 259 Johannes de Heer: ‘Gij biedt, Heer Jezus, rust mij aan, Gij maakt van zonden vrij!’ Deze liederen te spelen met hart en handen. Zo blijft de lofzang gaande en luistert God…

 

Abel Wieske, Nieuwe Pekela