De psalmen in de Nederlandse gereformeerde traditie

 

De psalmen: eeuwenlang vormden deze Bijbelse liederen in de gereformeerde traditie in ons land (bijna) het enige repertoire dat in de kerk klonk. Hoe is dat zo gekomen? En hoe staat het er nu voor met de psalmen in de liturgie?

 

‘Ik zal den HEER, die mij getrouwen raad/ gegeven heeft, met psalmgezangen prijzen’, zingt de berijming van 1773 in Psalm 16 vers 4. Het is een vertolking van de Bijbeltekst waarin de dichter zegt dat hij de HEERE, Die hem raad gaf, zal loven. Loven wordt dus in de berijming: prijzen met psalmgezangen.

Het gaat hier natuurlijk over de dichterlijke vrijheid van de psalmberijmer, maar het is wel kenmerkend voor de gereformeerde traditie in ons land: lofprijzen deden we altijd –en doen velen nog steeds– met de psalmen. De enige uitzondering op die regel vormde de kleine collectie ‘Eenige Gezangen’ achter de psalmen – maar die gezangen werden (en worden) eigenlijk als psalm beschouwd.

Om helder te krijgen waar deze psalmzangtraditie vandaan komt, moeten we terug naar de 16e eeuw, de tijd van de Reformatie. Want in die periode komt elke reformator voor de vraag te staan wat hij de gemeente wil laten zingen. Je kunt het Latijnse misgezang van de geestelijkheid wel afschaffen, maar wat komt ervoor in de plaats?

Op dit punt maken de verschillende reformatoren eigen keuzes. Luther in Wittenberg kiest voor veel nieuwe Duitse liederen, naast vertalingen van middeleeuwse gezangen. Bucer in Straatsburg verzorgt een gezangboek waarin psalmen en gezangen gebroederlijk naast elkaar staan. Calvijn in Genève gaat op zoek naar Franse liederen voor de eredienst, en komt uit bij de psalmen. Die laatste lijn heeft de traditie in ons land diepgaand beïnvloed.

 

Door de Geest gedicteerd

Calvijn treft in 1536 in Genève een liturgie aan waarin níét gezongen wordt. Dat is hem een doorn in het oog. Vandaar dat hij vrijwel direct op zoek gaat naar mogelijkheden om de gemeente aan het zingen te krijgen. Hij stuit op de Franse psalmberijmingen van hofdichter Clément Marot en is daar zo van gecharmeerd, dat hij Marot vraagt álle psalmen in een Frans poëtisch jasje te gieten. Als Marot in 1544 sterft, vraagt Calvijn aan Théodore de Bèze of deze het project wil afmaken. Dat gebeurt: het complete psalter is in 1562 klaar.

Intussen motiveert Calvijn her en der ook theologisch waarom hij voor de psalmen kiest. In een beroemd geworden citaat uit een voorrede in het psalmboek zegt Calvijn het zo: Als we zoeken naar geschikte liederen voor de eredienst, kunnen we nergens beter terecht dan bij de psalmen van David, ‘want de Heilige Geest heeft ze hem gedicteerd en ze voor hem gemaakt. En daarom zijn wij, als wij die zingen, er zeker van dat God ons de woorden in de mond legt’.

De gereformeerden in de Nederlanden van de 16e eeuw staan er in principe hetzelfde in: de psalmen hebben het primaat. Aanvankelijk worden in de vluchtelingengemeenten de berijmingen van de Londense ouderling Jan Utenhove gezongen. Maar die worden algauw overvleugeld door de psalmberijming die Petrus Dathenus in 1566 op de markt brengt. Datheen wil heel graag aansluiten bij de praktijk van Genève, en heeft er daarom voor gekozen het complete Franse psalmboek te vertalen in het Nederlands. Al snel wordt de berijming van Datheen door synodes verplicht gesteld, zodat de Gereformeerde Kerk meezingt met de kerk van Genève.

Ook de voorrede van Calvijn komt in vertaling in Datheens psalmboek te staan, mét de beroemde zin over de psalmen van David als door de Geest gedicteerde woorden. Zodoende wordt deze gedachtegang gemeengoed onder de gereformeerden in ons land.

 

Identity marker

Omdat de berijming van Datheen lange tijd het alleenrecht heeft, verandert er de eeuwen door niet veel: terwijl luthersen en doopsgezinden in hun erediensten (ook) gezangen zingen, klinken in de Gereformeerde Kerk slechts de psalmen. Met uitzondering van de kleine collectie liederen achter in het psalmboek van Datheen: die groeit door de jaren heen van zeven naar dertien gezangen.

Ook als in de tweede helft van de 18e eeuw een nieuwe berijming wordt gemaakt, de Staatsberijming van 1773, staat het primaat van de psalmen nog steeds voorop. Alleen het kleine aantal gezangen van Datheen wordt in een nieuw jasje aangeboden –nu heten ze de ‘Eenige Gezangen’– maar verder geldt het alleenrecht van de psalmen.

Dat verandert kort daarna, als de roep om ‘evangelische liederen’ steeds luider wordt: men wil rechtstreeks over Jezus en Zijn heilswerk kunnen zingen. Het verlangen mondt uit in de beruchte bundel ‘Evangelische Gezangen’ van 1806: een verzameling van 192 gezangen van dichters van diverse pluimage. De bundel brengt veel onrust in de Hervormde Kerk teweeg, omdat de synode verplicht stelt dat er in iedere kerkdienst ten minste één gezang moet worden opgegeven. Dat zet kwaad bloed en vormt uiteindelijk een van de aanleidingen voor de Afscheiding van 1834.

De afgescheidenen houden vervolgens met nog meer kracht vast aan het principe van het alleenrecht van de psalmen in de eredienst. Het wordt gaandeweg een identity marker: van de afgescheidenen, en even later ook van de gereformeerden van Abraham Kuyper, die in 1886 de Hervormde Kerk verlaten.

Pas in de 20e eeuw komt er ruimte voor meer gezangen. Eerst bij de gereformeerden, die in 1933 het bundeltje ‘Eenige Gezangen’ uitbreiden tot 29 gezangen. Later zal er ook bij afgescheidenen, bijvoorbeeld bij een deel van de christelijke gereformeerden, ruimte komen voor gezangen in de eredienst.

Tegelijk blijven de zogenoemde bevindelijk gereformeerden, in de Hervormde Kerk (de richting van de Gereformeerde Bond) en daarbuiten, de jaren door vasthouden aan het alleenrecht van de psalmen in de eredienst. De redenering is nog steeds dat je met de psalmen veilig zit: die komen rechtstreeks uit de Schrift, iets wat je van gezangen –hoe mooi ook– niet kunt zeggen.

 

Veelkleurig landschap

Intussen is het psalmenlandschap anno 2022 een stuk veelkleuriger dan het aan het begin van de 20e eeuw was. De berijming van 1773, die aan het begin van 20e eeuw nog het alleenrecht genoot, is inmiddels op veel plaatsen ingeruild voor nieuwere varianten. De berijming van 1967, die in het ‘Liedboek voor de kerken’ (1973) werd opgenomen en ook weer in het nieuwste ‘Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk’ (2013) staat, kreeg brede ingang. De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) hebben hun eigen selectieberijming, zij het dat daar ook via het nieuwste ‘Liedboek’ de berijming van 1967 voorhanden is.

Daarnaast verschenen diverse particuliere berijmingen, zoals die van ds. C. J. Meeuse (2011) en Jan Mul (2017). Vorig jaar verscheen de jongste loot aan deze stam: ‘De Nieuwe Psalmberijming’ (DNP), die inmiddels ook op veel plaatsen gezongen wordt.

Naast berijmingen in het spoor van Genève –dus op de bekende melodieën– zijn er steeds meer andersoortige psalmliederen gekomen. Bekend werden de ‘Psalmen voor Nu’ (voltooid in 2015), met nieuwe teksten op populaire melodieën. Ook bekende bands als The Psalm Project en Sela maken nieuwe psalmen die een brede verspreiding krijgen. En een band als Sons of Korah uit Australië is eveneens al jaren actief, ook in ons land, om de psalmen in een nieuw jasje onder de aandacht te brengen.

Daarnaast komt er ook in officiële liedbundels meer ruimte voor varianten. Zo telt het genoemde ‘Liedboek’ uit 2013 een heel aantal psalmen die bijvoorbeeld onberijmd of op de Engelse chant-manier moeten worden gezongen. Dit jaar is daar bij wijze van aanvulling nog de uitgave ‘Psalmen anders’ aan toegevoegd. Ook in de bundel ‘Weerklank’ (2016) staan in de afdeling psalmen, naast berijmingen op de Geneefse melodieën, psalmbewerkingen op andere melodieën.

 

Koor

Het psalmenaanbod is momenteel dus enorm. Maar worden ze ook gezongen? Er zijn namelijk signalen dat in veel kerken en gemeenten de psalmen het lijken te verliezen van de eigentijdse en populaire (opwekkings)liederen. De psalmen zouden te oudtestamentisch of te ouderwets zijn. Met moeite wordt er zondags nog één op de liturgie gezet.

En hoe zit het in kerken waar wel wordt vastgehouden aan het alleenrecht van de psalmen? Wordt het hele reservoir dat voorhanden is daar ook echt benut? Of staan er eigenlijk altijd dezelfde ‘versjes’ op het psalmbord en blijven veel coupletten en psalmen ongezongen?

De Britse nieuwtestamenticus Tom Wright zegt dat de Bijbel ons in het Boek der Psalmen het ‘geestelijk wortelsysteem’ aanbiedt ‘voor de grote boom die wij christendom noemen’. En even verder: ‘De Psalmen bieden ons een manier om deel te worden van een koor van lofprijzing en gebed dat gedurende millennia al gaande is vanuit alle culturen’.

Dus wie wil meezingen in dat koor, moet de psalmen blijven zingen.

 

Dr. Jaco van der Knijff, Apeldoorn

 

 

Dr. Jaco van der Knijff is docent liturgiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).