‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.’

1 Korinthe 11, 24

 

‘Hoe vaak vier je het avondmaal?’ Dat is de honderdste en laatste vraag van de Gewone Catechismus. Het antwoord luidt: ‘Zo vaak als wij het nodig hebben om de verwachting van Jezus’ komst te voeden.’ In dit antwoord vallen mij twee dingen op. Het gaat in dit antwoord over de noodzaak van het vieren van het avondmaal. Het vieren van het avondmaal heeft niet allereerst te maken met onze persoonlijke voorkeuren, maar het is een noodzaak om het geloof te voeden. Daarnaast gaat het in dit antwoord niet over getallen. Er wordt geen minimum gegeven van vier, vijf of zes keer per jaar, maar er klinkt juist een onbeperktheid in door. Het kan niet vaak genoeg gevierd worden.

 

In veel gereformeerde kerken is het gebruikelijk om vier tot zes keer per jaar het avondmaal te vieren. Bij veel CGK-kerken zal dit ook het geval zijn. Maar er zijn vanuit de historie en vanuit de betekenis van het avondmaal best wel wat vragen te stellen bij zo’n lage frequentie. Hoe komt het eigenlijk dat we nadenken over de frequentie? Bij alle andere onderdelen van de liturgie doen we dit ook niet. De preek, de inzameling van de gaven, de gebeden en het zingen tot eer van God vinden iedere week plaats. In een serie van vier artikelen over het avondmaal wil ik u laten zien hoe de huidige praktijk is ontstaan en waarom het goed zou zijn dat kerkenraden en gemeentes zich hierop bezinnen. Mogelijk kunnen deze artikelen helpen in deze bezinning.

 

Breken van het brood

We beginnen dan in de Bijbel en in de vroege kerkgeschiedenis. In dit artikel kan lang niet alles gezegd worden, maar er worden slechts kort een aantal zaken aangestipt. In het Nieuwe Testament wordt in het Bijbelboek Handelingen geschreven wat de eerste christelijke gemeente kenmerkte. De vermelding van het avondmaal komt daarin een aantal keren terug. Het breken van het brood was blijkbaar belangrijk voor de eerste gemeente en het was geen incidenteel gebeuren, maar vond plaats als de gemeente samenkwam (Hnd. 2, 46). Vaak was deze viering van het avondmaal ingebed in een gezamenlijke maaltijd (zie ook 1 Kor. 11). In de vroege kerk komt het beeld naar voren dat het brood gebroken werd in de wekelijkse samenkomsten op de dag des Heren (in de Didache bijvoorbeeld).

 

In de middeleeuwen

In de middeleeuwen vindt er meer en meer een verschuiving plaats. Deze verschuiving van de praktijk hangt nauw samen met een verschuiving in de betekenis van het avondmaal. Het gaat steeds minder om de gezamenlijke viering van de maaltijd des Heren, maar meer om het feit dat Christus present gesteld wordt in het offer. De aanwezigen in de kerk werden daardoor meer en meer toeschouwers, die uitgenodigd werden om te knielen voor Christus die in de hostie aanwezig was. Zo kwam de nadruk steeds meer te liggen op wat de priester deed en steeds minder op het daadwerkelijke eten van het brood en het drinken van de wijn. Het zien van het brood was voldoende. Er waren in die tijd bijna dagelijks misvieringen. Het avondmaal werd dus wel vaak aangeboden, maar toch nam de deelname aan het avondmaal af. Daarom besloot het Vierde Lateraans Concilie (1215) dat de gelovigen ten minste een keer per jaar met Pasen deel moesten nemen aan de eucharistie. Dit minimum werd het nieuwe normaal.

 

 

 

De Reformatie

In de tijd van de Reformatie is het avondmaal één van de strijdpunten. Het is Calvijn die er sterk voor pleit om de viering van het avondmaal weer terug te brengen in de wekelijkse samenkomst. Hij noemt een jaarlijkse viering zoals in de Middeleeuwen is ontstaan zelfs een instelling van de duivel. De kerkelijke en politieke situatie in zijn dagen maakten echter dat hij hier niet zelf over kon beslissen. De raad van Genève gaf hier geen toestemming voor. Calvijn moest het doen met een compromis om vier keer per jaar het avondmaal te vieren. Dat dit een compromis was en dat de kerken ernaar moesten blijven streven om het vaker te vieren heeft Calvijn benadrukt. In veel gereformeerde kerken is dit compromis van Calvijn echter een regel geworden.

 

Concluderend

Concluderend kan dus gezegd worden dat de vroege kerk de gewoonte heeft gehad om wekelijks het avondmaal te vieren. Er was een sterke koppeling tussen het samenkomen van de gemeenschap en het breken van het brood. In de loop van de tijd wordt een jaarlijkse viering praktijk. Het is belangrijk om te beseffen dat dit te maken heeft met een avondmaalsvisie waar de Reformatie later afstand van zal nemen. Het is daarom niet verwonderlijk dat Calvijn terug wil naar de wekelijkse viering van het avondmaal. In deze wekelijkse viering gaat het niet om de frequentie (6, 12 of 52 keer per jaar), maar om de nauwe verbinding van Woord, sacrament en gemeente: waar de gemeente samenkomt moet het Woord bediend worden en moet de gemeente het sacrament kunnen gebruiken.

 

ds. Albert-Jan Dorst, Surhuisterveen

 

Voor dit artikel is onder andere gebruik gemaakt van de Gewone Catechismus en verschillende artikelen in het boek ‘Bij brood en beker’ onder redactie van o.a. prof. W. van ’t Spijker.