In 1986 verscheen bij een evangelische uitgeverij een boek van een tot dan toe onbekende anglicaanse ethicus van Schotse origine: Oliver O’Donovan (geb. 1945). De titel was verrassend: Opstanding en morele basisstructuur. Die titel zal niet iedere lezer meteen aanspreken. Daarom eerst maar enige uitleg. Het woord ‘opstanding’ verwijst naar de opstanding van Christus, en de term ‘morele basisstructuur’ laat zien dat O’Donovan ervan uitgaat dat de geschapen wereld niet een chaos is, waarin we zelf uitmaken wat goed en kwaad is, maar dat God Zijn schepping zo heeft ingericht dat goed doen gezegend wordt. Het vijfde gebod laat daar iets van zien: je vader en moeder eren heeft als belofte dat je lang leeft en dat het je goed gaat! Maar wat heeft de opstanding van Christus te maken met de ‘morele basisstructuur’ van ons bestaan? Het laat zich gemakkelijk verstaan dat de manier waarop de Schepper de wereld heeft gemaakt en ingericht direct betekenis heeft voor hoe wij ons leven vormgeven. Maar heeft de opstanding van Christus direct betekenis voor ons leven in deze wereld?

De tijd, toen en nu

Voordat ik iets schrijf over hoe O’Donovan dat verband laat zien eerst even iets over de tijd waarin zijn boek verscheen. Het was de tijd dat de ethiekbeoefening zich goeddeels losgemaakt had van christelijk gedachtegoed. Het principe van de ‘zelfbeschikking’ was aan een opmars bezig. Het liedje ’15 miljoen mensen’ van het duo Fluitsma en Van Tijn vertolkte dat zo aansprekend dat de Postbank het als tune voor het eigen reclamespotje koos: ‘15 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde, die leg je toch geen wetten op, die laat je in hun waarde.’ Mensen in hun waarde laten houdt dus in dat je afziet van ieder beroep op enige wet, ook die van God.

Maar hoe moet dat dan in de problemen die zich aandienen, zoals abortus en euthanasie? Nu, ook op die punten wordt de beslissing aan de mens toegekend. We mogen elkaar geen wetten opleggen, dat is aan degene die zijn of haar leven niet meer leefbaar of ook voltooid acht. En eventueel gebruik van embryo’s voor experimenten? Laat dat nu maar over aan de mensen van het ‘vak’, denk aan de voordelen voor komende generaties. Laat de ethiek zich vooral bezighouden met de vraag wat de ander schaadt, want dát kan en mag natuurlijk niet. 

Ethiek werd een vak voor mensen die er verstand van hadden, medici wisten zelf het best voor welke dilemma’s ze kwamen te staan, en dus trok je een wetenschapper aan die zelf medicijnen gestudeerd had en zich voor de ethische vragen op dat terrein interesseerde. Datzelfde gold voor economen, ingenieurs, sociale wetenschappers enz. 

Ethiek wordt ‘technisch’, voor mensen die ervoor geleerd hadden, en voor je eigen leven heb je er niet meer veel mee te maken. Als je als basisprincipe van ethiek zelfbeschikking hebt en over goed en kwaad enkel wilt spreken waar het over een ander schade berokkenen gaat, mag en moet iedereen dus maar zelf uitzoeken en uitmaken wat een goed leven mag heten. Maar is ‘zelfontplooiing’ werkelijk de sleutel tot waar geluk?

 

De opstanding van Christus en de schepping

O’Donovan stelt in zijn boek uit 1986 de vraag centraal, of deze wereld ook een morele basis heeft, waarop we kunnen bouwen en waarmee we ook hebben te rekenen. Op dat moment gold als stelregel in de universitaire ethiekbeoefening dat uit hoe de wereld en het leven in die wereld in elkaar steken geen conclusies mogen worden getrokken met betrekking tot wat we als goed of als kwaad bestempelen. Dat maken we als mensen zelf wel uit. Vandaag wordt wel gezegd dat onze ‘sekse’ – of we als man of vrouw geboren worden – niet bepalend kan en mag zijn voor hoe we onszelf ‘definiëren’. 

O’Donovan gaat er in zijn boek van uit dat God in de wereld die Hij geschapen heeft een bepaalde ‘morele basisstructuur’ heeft ingeweven, maar dat die structuur schade heeft opgelopen door de intrede van de zonde en voor onze ogen verborgen is.  Als wij denken dat we wel weten hoe God ons leven heeft bedoeld en dat als wet aan elkaar opleggen gaat het mis, zoals we uit het Nieuwe Testament maar al te goed weten. Het heeft geleid tot de verwerping van Jezus door wetgeleerden, en uiteindelijk door het Sanhedrin, en later tot felle strijd in diverse gemeentes, zoals Filippi en Galatië. Het is eerder de vraag of God na die hele geschiedenis van telkens weer afval van Hem, zoals het volk Israël in het Oude Testament die laat zien, zijn plan met de schepping niet zal opgeven.

Maar als God zijn door de mensen afgewezen en gekruisigde Zoon uit de doden opwekt geeft Hij daarmee te kennen dat Hij zijn schepping niet prijsgeeft, maar integendeel gered heeft door de verloren wereld met Zich te verzoenen! En dat houdt volgens O’Donovan ook in dat we weer mogen vertrouwen dat we in ethisch opzicht ‘grond onder de voeten hebben’. We leven niet in een wereld die zo verworden is dat het geen enkele zin heeft om nog te vragen naar Gods bedoeling met deze wereld en mijn leven. De opstanding van Christus houdt in dat er vernieuwing van ons bestaan in Hem is, in de genade en de kracht van de Geest van Christus, én dat er ook een pad voor ons in deze wereld loopt, waarop we onze voeten met vertrouwen kunnen neerzetten. Wie in Christus is, is door God in Hem herschapen, en bestemd om te wandelen in de goede werken die God al voor ons heeft klaargelegd (Efeze 2:10). We leven in een wereld, die door God op zijn toekomst is gericht. Wanneer we Christus volgen, die de schepping weer onder zijn Vader heeft teruggebracht en van de Vader alle macht in hemel en op aarde heeft ontvangen, kunnen we ons vol verwachting haasten naar de komst van de dag van God (2 Petrus 3:13).

 

 G.C. den Hertog, Apeldoorn