Lukas 1:11 ‘En er verscheen aan hem een engel van de Heere, die aan de rechterzijde van het reukofferaltaar stond.’

 

Lukas begint zijn evangelie met de geschiedenis van de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper. Die aankondiging vindt plaats als Herodes de Grote koning van Judea is (Lukas 1:5). Voor ons lijkt dat op het eerste gezicht misschien niet veel meer dan een tijdsaanduiding, zodat we weten in welke tijd het ongeveer gebeurde. Maar die naam Herodes de Grote is meer dan dat. Een groot deel van het volk beefde van angst bij het horen van die naam.

 

Herodes de Grote was een wrede koning die namens de Romeinen regeerde. Een koning met grootheidswaanzin, die er niet voor terugschrok om Israëlieten, leiders van het volk of zelfs eigen familieleden te doden. Zo bedacht hij een gruwelijk plan. Hij wilde dat als hij was gestorven, er van iedere familie iemand in een arena gebracht werd. Al die mensen moesten worden gedood, zodat er in alle families in Israël rouw zou zijn vanwege zijn dood.

 

Maar misschien was dit voor de gelovige Israëliet in die dagen nog niet eens het meest schokkende. Het allerergste was dat Herodes de Grote op de troon zat en niet een nakomeling van David. In 2 Samuël 7 beloofde God aan David dat er altijd iemand op de troon zou zitten uit het geslacht van David. Het koningschap van Herodes de Grote is een aanklacht tegen God zelf. Is God zijn beloften vergeten? Denkt Hij niet meer aan Zijn volk? Ziet Hij niet wat er allemaal gebeurt in het land Israël en ook in de tempel?

 

Want de macht van Herodes de Grote reikte tot in de tempel. Hij had een grote adelaar laten aanbrengen boven de ingang van de tempel. Iedere keer als de Israëlieten die tempel binnengingen, liepen ze onder die adelaar door. Hét teken van de gehate Romeinen. En de priesters deden dienst onder een hogepriester die door Herodes de Grote was aangesteld. Hij bepaalde wie er hogepriester werd. Zo maakte hij Simon ben Boëthus hogepriester om hem meer aanzien te geven, zodat hij kon trouwen met zijn dochter Mariamme.

 

In die tijd is er een priester met de naam Zacharias. Wat kon hij doen aan alles wat er mis was in het land en in de tempel? Eigenlijk niet zoveel. Behalve dan op zijn plek trouw God dienen. Dat is wat er wordt gezegd over Zacharias en Elisabeth. In die hopeloze, wrede en onzekere tijd leven daar twee mensen die rechtvaardig leven voor God. Wat een zegen is dat, als er mensen in de gemeente of in je omgeving zijn die leven zoals Zacharias en Elisabeth. Die in alles wat er gebeurt in het leven en bij alles wat er aan te merken is in de gemeente, trouw blijven in de roeping die ze van de Here God hebben gekregen.

 

Meer dan dat kunnen Zacharias en Elisabeth niet. Zelf hebben ze geen mogelijkheden om verandering te brengen. Zacharias en Elisabeth hebben ook geen kinderen. Een groot verdriet en in die tijd ook een grote schande. Inmiddels zijn ze zo oud, dat ze de hoop op kinderen hebben opgegeven. Het zal wel nooit meer gebeuren. Het enige wat Zacharias heeft is zijn naam. Zijn naam heeft een bijzondere betekenis. Het betekent zoveel als ‘God gedenkt’ of ‘God herinnert zich’. Wat een naam voor die tijd. Eeuwenlang was er geen profetie meer geweest. De tempel was meer een onderdeel van het machtsspelletje van Herodes dan een plek waar God gediend en aanbeden werd en de troon van David werd bezet door Herodes, een Idumeër. Als alles is vastgelopen heeft Zacharias alleen nog zijn naam.

 

Geldt voor u en voor jou niet hetzelfde, broer en zus? Wat gebeurt er ook in onze tijd veel. In je persoonlijke leven kan het zijn vastgelopen. Een ziekte die alles verandert of een plotseling overlijden dat alle geur en kleur uit het leven haalt. Of denk eens aan alles wat er gebeurt in ons land. Wat is er veel dat vastgelopen is. Denk eens aan de verbinding tussen overheid en burger, tussen verschillende bevolkingsgroepen, tussen generaties. Het enige wat we hebben is onze naam. Onze namen die heel veel verschillende betekenissen hebben, maar die verbonden zijn aan de naam van God. In de doop verbindt God zichzelf aan ons. En de belofte die dan klinkt, die klinkt door in ons hele leven.

 

En de kerk…? Ook daar is het volgens sommigen vastgelopen. In twee classes is besloten het onderlinge gesprek helemaal te stoppen. Het is vastgelopen zo lijkt het. Kerk, dat betekent zoveel als ‘van de Heer’. Dat is alles wat we hebben, die naam. Maar is dat ook niet meer dan genoeg? Kijk maar bij Zacharias. God gaat Zijn beloften vervullen. Gabriel mag het aankondigen als Zacharias trouw zijn dienst vervult in de tempel. Er wordt een zoon geboren: Johannes. Ook weer een naam met een betekenis: ‘God is genadig’. God denkt aan Zijn volk en er komt verandering. Hij wordt geboren in het gezin van Zacharias en Elisabeth. Niet omdat zij zo rechtvaardig waren, maar omdat hun leven zo was vastgelopen, dat verandering alleen maar kon komen door God zelf.

 

Als het bij ons vastloopt, in ons persoonlijke leven of in de kerk, dan mogen we hoop houden. In de Bijbel zie je voortdurend dat waar mensen vastlopen, God komt door middel van een belofte om dat wat is vastgelopen weer in beweging te krijgen. In de Here Jezus Christus komt God zelf naar deze wereld als vervulling van al Gods beloften. In The Message vertaling klinkt Matteüs 5:3 als volgt: ‘Gezegend ben je, wanneer je aan het einde van je latijn bent. Minder van jou betekent meer van God en Zijn heerschappij’. Prachtig toch om het eens van die kant te bekijken? Geeft dat geen hoop voor vastgelopen levens en vastgelopen gesprekken in de kerk? Zolang we kerk zijn, kunnen die gesprekken vanuit ons als mensen wel zijn vastgelopen, maar mogen we tegelijk meer zeggen. Want we geloven en belijden toch: ‘Hij doet wonderen, Hij alleen’ (Psalm 72:18).

 

Ds. Albert-Jan Dorst, Surhuisterveen