In een van de laatste jaren van mijn middelbare schooltijd was er op mijn school een avond waar twee overlevenden van de Tweede Wereldoorlog spraken. Floris Bakels en dominee Poort. Die avond heeft een onuitwisbare indruk bij me achtergelaten. Van Floris Bakels had ik toen net zijn boek ‘Nacht und Nebel’ gelezen. Ik was diep geschokt over de gruwelijkheden waarover hij vertelde. Op die avond op school vond ik het ongelooflijk indrukwekkend om te merken dat hij geen bittere man was geworden. Alles wat hij vertelde was er op gericht dat hij met ons wilde delen dat dit nooit meer mocht gebeuren. Meerder keren herhaalde hij die avond de zinnen die op verschillende plekken bij monumenten staan: ‘Nooit meer, nie wieder, plus jamais’.

Dominee Poort kende ik tot die avond alleen van wat flarden van overdenkingen die ik wel eens thuis had gehoord. Van die avond herinner ik me vooral hoe ontzettend eerlijk en kwetsbaar hij was. Hij vertelde bijvoorbeeld over het moment dat Duitse soldaten voor de deur stonden en vroegen: ‘Is deine Vater zu Hause’. ‘Ik zei ja’ vertelde hij ‘want ik had geleerd dat je niet mag liegen. ‘Als ik dat dat die ene keer wel gedaan had’ zei hij er achter aan ‘had mijn vader na de oorlog misschien nog wel geleefd’.

Dominee Poort sloot de avond af met een gebed. Hij was zichtbaar ontroerd en kwam bijna niet uit zijn woorden. Hij was zich heel erg bewust van het verbijsterende kwaad dat zoveel vragen oproept. Van het leed dat Floris Bakels had meegemaakt. Hij zocht naar woorden en zijn gebed klonk als een kind, dat schuilt bij zijn Vader. Ondanks alle heftige verhalen voelde de hemel opeens toch heel dichtbij.

De avond was voor mij ook indrukwekkend, omdat de twee sprekers heel verschillend in het leven stonden als het gaat om geloof. Tegelijk stonden ze  toch heel dicht bij elkaar in kwetsbaarheid en het verlangen dat wat zij meegemaakt hadden elke volgende generatie bespaard zou blijven. Nooit meer, nie wieder, plus jamais.

Het is nu ongeveer dertig jaar later. De week waarin ik dit schrijf is de zogenaamde Stille Week. In die week herdenken we het grootste kwaad uit de geschiedenis; de afwijzing van de Here Jezus, Zijn veroordeling en Zijn kruisiging. Verbijsterend en confronterend dat Zijn liefdevolle aanwezigheid als onverdraaglijk werd ervaren.

In deze Stille Week doen vijftien partijen uit de Tweede Kamer een oproep om een einde te maken aan Jodenhaat. Bemoedigend dat het zo eensgezind gebeurt. Verbijsterend dat het nodig blijft. Ook nu weer. Eén ding is duidelijk. Mensen kunnen het kwaad niet stoppen. Daarvoor is meer nodig. We hebben God zelf nodig.

Toen Jezus stierf gebeurde het onvoorstelbare. God gebruikte dit grootste kwaad ten goede. Wat een plan van mensen leek, werd ook een daad van Gods liefde. Hij gaf zichzelf over. Hij wilde lijden en sterven om ons te redden van het kwaad. Zijn laatste woorden waren: ‘Het is volbracht’. Dankzij Jezus’ sterven geldt daarom voor iedereen die in Hem gelooft en bij Hem schuilt: Nooit meer alleen, nooit meer denken onszelf te moeten redden, nooit meer wraak willen, nooit meer haat, nooit meer wanhopen. Want er is een Verlosser en Hij leeft! Hij vergeeft en vernieuwt. Niet alleen mensen. Hij maakt alle dingen nieuw.

Ds. B. Visser, Leeuwarden