In 1976 publiceerde Bob Goudzwaard een boek dat veel indruk maakte. De vierde druk daarvan verscheen in 1982. Vorig jaar – ruim veertig jaar later – is een vijfde druk verschenen. Daarmee vraagt de uitgever opnieuw aandacht voor een boek dat die aandacht meer dan waard is: Kapitalisme en vooruitgang.

 

Na zijn studie economie ging Goudzwaard aan het werk bij het wetenschappelijk bureau van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Hij was ook enkele jaren kamerlid voor deze partij. Toen de ARP was opgegaan in het CDA, schreef hij het eerste verkiezingsprogramma voor deze nieuwe partij. In 1980 kwam het tot een breuk. Goudzwaard had een andere visie op kernbewapening dan de partij voorstond.

 

Kritiek

Goudzwaard levert in zijn Kapitalisme en vooruitgang scherpe kritiek op onze cultuur. Hij levert deze kritiek vanuit een economische invalshoek: onze cultuur wordt gekenmerkt door kapitalisme. Kapitalisme stimuleert economische groei en technische ontwikkelingen die aan die groei dienstbaar moeten zijn. Het stimuleren van die groei en ontwikkelingen is bijna ongeremd, tot schade van mens en samenleving. Slechts achteraf mogen morele en ecologische normen corrigerend optreden.

Volgens Goudzwaard komt dit kapitalisme voort uit vooruitgangsgeloof. Dit geloof is ontstaan bij de overgang van de middeleeuwen naar de moderne tijd en heeft veel in beweging gezet. Het heeft er voor gezorgd dat we ons leven, ons samenleven en onze economie nauwelijks anders kunnen zien dan in het teken van groei en vooruitgang.

Goudzwaard blijft echter niet bij kritiek staan. Hij roept ook op tot een andere inrichting van het economische leven. Deze andere economie moet zich primair focussen op de waarde van mensen. Deze waarde is belangrijker dan de waarde van dingen, van goederen, van materiële zaken. Ze is ook belangrijker dan de waarde van financiële, technische en wetenschappelijke groei. Bovendien is een andere economie nodig vanwege de ecologische problemen: elk jaar gebruiken we steeds meer natuurlijke hulpbronnen zoals olie en gas, delfstoffen, hout, granen en maïs. De aarde raakt uitgeput. Denk ook aan andere gevolgen van onze zucht naar welvaart: klimaatverandering, vervuilingen van zeeën en oceanen, verlies van biodiversiteit en het dreigende tekort van zoet water.

 

Tevredenheid

Daarnaast legt onze kapitalistische cultuur een grote druk op mensen. Dat komt onder andere tot uiting in een toename van psychische problemen. Mensen gaan gebukt onder prestatiedruk en de druk van social media en reclame. Goudzwaard pleit voor tevredenheid met wat we hebben, voor een economie van het ‘genoeg’.

De kwaal van de westerse mens is dat hij afhankelijk is geworden van zijn vooruitgangsgeloof: hij kan niet meer zonder dat geloof. Het is alsof hij in een tunnel loopt en hoopt eens licht te zien. Tegelijkertijd denkt hij dat hij vrij is. Hij wil de dingen waar hij mee omgaat en de wereld waarin hij leeft, beheersen en onder controle houden. Maar deze beheersing keert zich tegen hem: hij wordt zelf beheerst door wat hij tot stand brengt. Daarin spelen wetenschap en techniek een belangrijke rol. Zij zijn zo belangrijk geworden dat zij zijn denken zijn gaan bepalen. De mens meent dat hij de problemen die zich in onze samenleving voordoen, met wetenschap en techniek kan beheersen. Hij gaat modellen maken om deze problemen op te lossen.

Goudzwaard stelt dat we maar beter helemaal kunnen afzien van de gedachte van het ongeremd streven naar vooruitgang, welvaart en het fabriceren van een eigen wereld. Er zal ruimte moeten zijn voor vreugde, ook in het werk dat we doen. Dat werk zal allereerst dienst aan de naaste moeten zijn (en niet zozeer dienst aan de aandeelhouders). Het zal ook moeten passen bij ons mens-zijn. We zullen moeten leren te genieten van genoeg.

 

Ontstaan

Het kapitalisme kon pas ontstaan, zo legt Goudzwaard uit, toen een aantal ‘barrières’ uit de weg waren geruimd. Met ‘barrières’ zijn ‘bovennatuurlijke’ zaken bedoeld die in de middeleeuwen heel belangrijk waren. Zo moest de ‘barrière’ van de kerk worden geslecht, en van het geloof dat er een hemel is. Mensen wilden niet meer afhankelijk van God zijn, maar hun lot in eigen hand nemen. Ook moest de gedachte uit de weg worden geruimd dat God zijn schepping goed heeft geschapen. De mens wilde zijn eigen toekomst ontwerpen en realiseren.

Daartoe wil hij de wereld en de natuur beheersen: omgang met ‘dingen’ wordt belangrijker dan de omgang met de medemens. De aarde wordt een middel, een instrument waarmee hij zich wil verwerkelijken. Het aardse leven wordt niet langer gezien als een schepping waarin normen verborgen liggen die aanwijzingen geven voor zijn handelen, maar als materiaal waarover hij vrij kan beschikken. Zo wordt bijvoorbeeld ook in de economie een nieuwe wet bedacht: als iedereen gericht is op eigenbelang, komt dat uiteindelijk heel de samenleving ten goede. Dat wordt het nieuwe ‘natuurrecht’. Daarbij zijn niet meer de normen die God in de schepping heeft gegeven beslissend, maar de normen die de mens zelf heeft uitgedokterd. Zo wordt hij de maker van zijn eigen geluk. Daartoe ontwerpt hij ook een paradijstoestand: zelf gaat hij zijn nieuwe wereld vormgeven. Het vooruitgangsgeloof heeft de ‘berg’ van cultuur en samenleving verzet.

 

Industriële revolutie

Bij de vormgeving van zijn nieuwe wereld spelen wetenschap en techniek een grote rol. Maar daar hangt een hoog prijskaartje aan. Goudzwaard beschrijft enkele gevolgen van de industriële revolutie die in de negentiende eeuw vooral in Engeland uitbrak. Mensen werden opgeofferd op het altaar van het vooruitgangsgeloof. Verschrikkelijk waren de omstandigheden waarin massa’s arbeiders hun werk moesten doen. Harde omstandigheden, lange werkdagen, ook voor vrouwen en kinderen. Vooruitgang werd nog steeds vooral gezocht in het vergroten van materiële welvaart, en geluk in een hogere levensstandaard. Natuur en leefomgeving gaan daaronder gebukt. Meer en meer raakt de norm van sociale rechtvaardigheid in verdrukking. Mensen vervreemden van hun werk.

Er is wel een tegenbeweging tegen het kapitalisme gekomen: het socialisme. In de negentiende eeuw kwam er steeds meer aandacht voor het lot van arbeiders. Maar het geloof in de vooruitgang bleef springlevend en daarmee ook de dominantie van het kapitalisme in onze modern westerse cultuur.

 

Hoop

Toch klinkt in Kapitalisme en vooruitgang hoop door. De situatie waarin we in onze westerse wereld verkeren, is geen noodlot. We zijn er zelf bij. We kunnen kiezen. Het boek pleit voor een omkeer van denken: het moet zich richten op de zin die door God aan de wereld is meegegeven en die wijst naar zijn nieuwe wereld.

Velen zien welke ellende het vooruitgangsgeloof ons heeft gebracht. Juist deze toestand zou ons ertoe moeten brengen ons in onze houding tot arbeid en de natuur en de leefomgeving terug te brengen bij de normen die onze Schepper daarvoor heeft gegeven.

Het boek van Goudzwaard is na een halve eeuw nog steeds actueel. Het was een goed idee het opnieuw uit te geven. Govert Buijs (hoogleraar maatschappelijke en sociale vernieuwing aan de Vrije Universiteit) heeft een mooi ‘Ten geleide’ geschreven.

 

D.J. Steensma, Feanwâlden

 

N.a.v. Bob Goudzwaard, Kapitalisme en vooruitgang. Met een Ten geleide van Govert Buijs, Buijten & Schipperheijn: Amsterdam, 2024, vijfde druk, 301 p., € 23,90, ISBN 978 94 6369 285 4.