ImageGeloven is zeker weten, waardoor ik alles voor waarachtig houd wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft. Dat staat in antwoord 21 van de Heidelberger Catechismus op de vraag wat een echt geloof is.
Geloof ik niet echt als ik niet (meer) zeker weet? Betekent het einde geloof als de twijfel mij te sterk wordt?

Het overkwam Boele P. Ytsma, voorganger en gepassioneerd gelovige. In 1998 sloeg de twij-fel zo hevig toe dat hij op 18 november van dat jaar tot de erkenning moest komen: ik ben een twijfelaar. De Kathedraal van Zeker Weten stortte voor hem als een kaartenhuis in. Hij was helemaal van de kaart. Van de zoektocht die daarop volgde, doet hij verslag in een boek dat hij als ondertitel meegaf: Manifest van een gepassioneerde twijfelaar. De toepasselijke titel is: Van de kaart. Het is een uitgave van Boekencentrum in Zoetermeer, ISBN 978 90 239 2400 5, prijs ? 14,90.

Tochtgenoten
Is er in de kerk wel plaats voor twijfelaars, ongeacht de geaardheid van hun twijfel? Ytsma weet zeker van niet. Hij wijst op de protesten die ds. Klaas Hendrikse opriep met zijn boek Geloven in een God die niet bestaat. Ytsma voelt zich verwant aan Hendrikse. Hij vindt ook dat het niet bij God past te zeggen dat Hij bestaat. De manier waarop Hendrikse de Gods-naam weergeeft, spreekt Ytsma aan. Ga maar, d?n ga Ik met jullie mee. Ytsma wil niet zo radicaal zijn als Hendrikse, maar is het wel met hem eens dat het er om gaat dat wij de woor-den van God doen.
Een andere tochtgenoot is Andries Knevel. Ytsma had met hem een ontmoeting in Frankrijk met het oog op een uitzending van het programma Herberg de Verandering. Knevel kent niet de twijfel die Ytsma overviel. Maar hij kent, als christen uit een bevindelijk nest, wel twijfel, zowel van huis uit als van binnen uit. Daarom roept de zoektocht van Ytsma herkenning bij hem op. Hij vindt echter dat Ytsma doorslaat en niet duidelijk genoeg is over de feitelijkheid van Kruis en Opstanding.
Hendrikse en Knevel zijn tochtgenoten van Ytsma. Hij droomt van een kerk waarin voor hen en hem en iedereen ruimte is. Hij gelooft in deze kerk die niet bestaat.

Een ander verhaal
Ytsma geloofde in het Grote Verhaal. Daarmee bedoelt hij de overtuiging dat God alles kan, dat Hij goed en nabij is. Maar hij ging steeds meer het tegenovergestelde zien. Waarom doet God niets in deze ellendige wereld? Is Hij wel goed? Hij is niet nabij als je je door Hem verla-ten voelt.
Door ontmoetingen met oprechte, liefdevolle en milde mensen kon hij ook niet meer geloven dat alle mensen zonder God verdorven zijn. En de geestelijke band met veel medegelovigen ontbrak. Hij ontdekte dat de beleving van verbondenheid in een samenkomst, door enthousiast te zingen, een psychologisch gegeven is. Die verbondenheid wordt ook beleefd als socialisten samenkomen of op een familiereünie.
Zo raakte Ytsma zijn geloof in het Grote Verhaal kwijt. Hij was daardoor helemaal van de kaart. Hij kwam in onbekend gebied, zonder dat hij er een kaart van had. Maar door de crisis heen kwam er in de plaats van het Grote Verhaal een ander verhaal. Een verhaal waarin geen plaats is voor een leer, als intellectuele bezigheid. Want naar Ytsma?s overtuiging komen we God in het leven tegen. Die God staat volgens hem op gespannen voet met de God in wie hij eerst geloofde. Niet de vraag naar het bestaan van God is van belang, maar de vraag naar de betekenis van God. Wie voor deze God kiest en Hem wil dienen, moet er ook naar leven.

Bijbel en kerk
Ytsma typeert de leeswijze waarin de Bijbel wordt gelezen als bron van goddelijke informatie als het fundament van de Kathedraal van Zeker Weten. Daarin staat de waarheid die een be-roep doet op ons intellect vast. Die waarheid moet worden geloofd zonder dat ze hoeft te worden gedaan.
Volgens Ytsma is de Bijbel een belangrijk boek, onmisbaar voor de kerk. Maar het is geen boek van boven maar van beneden. Een boek met mensenwoorden over God en zijn Rijk, waarin in waarachtigheid een appel wordt gedaan op ons hele bestaan.
Daarom pleit hij voor open Bijbellezen.
Voor wie bij zekerheden wil leven is dat een gevaarlijke ervaring. Maar het kan niet anders, want de mensen lopen stuk op de breuklijnen tussen leer en leven en gebrek aan authenticiteit in de Kathedraal van Zeker Weten. Hierin ziet Ytsma voor een deel de verklaring van de leeg-loop der kerken. Uit die leegloop verklaart hij het succes van snelgroeiende kerken. En uit de oproep in de oude waarheden te geloven, in nieuwe verpakking. Ytsma meent te weten dat dit succes slechts tijdelijk zal zijn. Hij noemt dit restauratie van de Kathedraal, die bunkers ople-vert en uit niet meer dan achterhoedegevechten bestaat.
Ytsma pleit voor een kerk die een open zoekende gemeenschap is rond een open, veelstemmi-ge Bijbel. Een gemeenschap rond Jezus-zonder-dogma?s, waarin voor iedereen ruimte is. Ze-ker voor twijfelaars, zij dienen te worden ge?erd als profeten en pioniers.
Zo kan naar zijn overtuiging God worden ontmoet, voorbij alle antwoorden en waarheden. God, die een wereld wil vol recht en heelheid, van eerlijke kansen en vitaliteit. Omdat er krachten zijn die dat willen belemmeren, is God vaak woedend. Zijn profeten zijn dat ook. Daarom is het evangelie geen leerboek voor persoonlijk geluk of een stappenplan voor inner-lijke stilte, maar een proclamatie van bevrijding van een verdrukte wereld. De kerk moet daarom een verzetsbeweging van het koninkrijk van God zijn, en opstaan tegen onrecht en uitbuiting. Die opstanding is doorslaggevend, niet wat we van de opstanding geloven.

Vragen
Ytsma?s pleidooi voor waarachtigheid en authenticiteit spreekt me aan. Dat geldt ook de aan-dacht die hij vraagt voor het Koninkrijk van God en de consequenties ervan. En voor de kerk als verzetsbeweging. Dat is wel een eenzijdige benadering van de kerk, maar omdat we dat aspect kwijt zijn, is het goed dat dit wordt benadrukt.
Maar hoe kunnen we weten dat Ytsma gelijk heeft dat gerechtigheid en heelheid uit de Bijbel kunnen worden geleerd als dat boek slechts mensenwoorden bevat. Zijn er dan ook geen an-dere boeken die ons op deze punten veel kunnen leren en die in onze tijd mogelijk meer aan-spreken?
Volgens Ytsma gaat het om Jezus. Weliswaar zonder dogma?s, maar toch. Voor hem is dat zo, voor veel anderen niet. Wat is Ytsma?s weerwoord aan iemand als Klaas Hendrikse, die hem op dit punt te exclusief vindt? Wie bepaalt waarom het gaat? Is er een criterium? Vraagt hij niet teveel eer voor zichzelf als hij schrijft dat twijfelaars als profeten en pioniers moeten worden ge?erd? Deze en meer vragen kwamen bij me boven bij het lezen van Ytsma?s boek.
Mijn vragen kunnen worden samengevat in deze: is het waar dat het niet doorslaggevend is wat we geloven van de opstanding? Opstaan tegen onrecht en uitbuiting is een evangelische plicht. Het gebeurt veel te weinig, ook door wie geloven dat Jezus waarlijk is opgestaan. Zou dat niet komen omdat we niet weten wat die opstanding inhoudt? Maar als Jezus niet echt is opgestaan, als begin van de nieuwe schepping, valt er geen einde aan het onrecht te verwach-ten. Dan is het Koninkrijk van God slechts een luchtspiegeling. Dat is mogelijk nog erger dan een kathedraal van zeker weten. Zulke vragen heb ik als gepassioneerde lezer van het manifest van Ytsma.

Broeksterwoude                                   
D. Visser