ImageWanneer ik in dit tweede artikel de lijn van de causerie voor de predikantenvereniging vervolg, begin ik met een paar persoonlijke indrukken en herinneringen vanuit het verleden. Ik groeide op in het uiterste zuidwesten van de Particuliere Synode van het Noorden, in ??n van de oudste gemeenten van ons kerkverband: Elburg. De gemeente was in die tijd meestal vacant en ik leerde zo veel van de oudere predikanten kennen.
Een paar herinneringen vermeld ik hier, heel willekeurig en heel persoonlijk

Iemand die dikwijls bij ons kwam preken, was ds. Alberts. Hij was een eenvoudige man, die een wonderlijke levensgang had meegemaakt. Slechts kort had hij een gemeente gediend, die van Zutphen. Wanneer hij kwam preken, zat de kerk vooral in de avonddienst vol met mensen uit andere kerken. Dan voelde je als kind: hier gebeurt iets. Dat had niets te maken met kanselgaven of preekstijl. Die man prees in alle eenvoud de genade van Christus aan voor verloren mensen. Hij gunde het iedereen. Mensen werden zo meegenomen in zijn preek dat ze soms hardop antwoord gaven wanneer hij vanaf de preekstoel iets vroeg.
Een aantal jaren was ds. A.Gruppen onze predikant. Hij kwam uit de buurt van Hoogeveen. In de oorlog nam hij geen blad voor de mond; zijn zonen waren actief in het verzet. Hij be?indigde elke preek met de woorden: ?Maar uit vrije genade alleen. Amen?.
Later verhuisden wij naar Zwolle. Daar werd o.a. ds. A. Hilbers sr. onze predikant. Hij kon op een indrukwekkende manier het heilshistorische element in de prediking verbinden met het heilsordelijke. Een oudere zuster, die vaak tegelijk met ons uit de kerk kwam, zei dan nog al eens op zijn Zwols:?Ik heb me verluusterd?.
Veel later ontmoette ik in het westen van Canada een oude zuster. Ze kwam oorspronkelijk uit de gemeente van Kornhorn. Inmiddels was ze stokoud, enigszins dementerend. Maar toen ik de naam van ds. W.Kremer noemde, die zijn ambtelijke loopbaan begonnen was in Kornhorn, leefde ze helemaal op. Haar ogen begonnen te glanzen en ze vertelde over kerkdiensten van een halve eeuw geleden, die haar als het ware hadden meegenomen naar de hemel.
In die diensten gebeurde toen wat. In Bunschoten ging het verhaal door het hele dorp wanneer iemand, zoals men dat noemde ?zo gelukkig geworden was?. Br. Spaans, de singuliere lerend ouderling van Zierikzee, die afkomstig was uit de Gereformeerde Kerk van Scheveningen, vertelde me dat de dominee in Scheveningen soms zijn dienst begon door vanaf de preekstoel te vertellen over iemand in de gemeente die tot ruimte gekomen was.
De genade werd ruim uitgestald en aangeboden. Maar het was vrije genade die God aan niemand verplicht was en zalig worden was een wonder.
Zo was het toen.

Hoe is het nu en bij ons?
Ik ben me bewust dat ik generaliseer; dat mag in een causerie. Ik spreek in ieder geval over de breedte van onze kerken, dus niet alleen over wat zich afspeelt op de vooruitstrevende flank, maar ook over wat zich afspeelt op de behoudende flank.
Beseft de dienaar en hoort de gemeente wat ons klassieke Avondmaalsformulier zegt, wanneer daar gesproken wordt over ?de toorn van God onder welke wij eeuwig hadden moeten verzinken en die de Heere Jezus van het begin van Zijn menswording tot het einde van Zijn leven op aarde voor ons heeft gedragen?? Wordt het nog stil wanneer die machtige woorden klinken dat ?Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood hadt moeten sterven, Mijn lichaam aan het hout van het kruis in de dood geve en Mijn bloed vergiete?? Zijn wij de zalige ruil, zoals Luther het noemde, niet heel gewoon gaan vinden. Is die genade vanzelfsprekend geworden en leven we op kosten van die genade ons oude leven rustig verder?.
Ziet de gemeente op de preekstoel nog wel eens iets van de tranen van Jezus, Die weende over Jeruzalem? Ziet de gemeente op diezelfde preekstoel ook wel eens de glans van de blijdschap op het aangezicht van de Vader over ??n zondaar die zich bekeert?
Wordt de gemeente voor de rechterstoel van God gedaagd door een dienaar die beeft vanwege de schrik des Heeren en die tegelijk gedrongen wordt door de liefde van Christus die hem doet bidden: ?Laat u met God verzoenen??
Wijlen prof. J. Hovius, die tijdens zijn colleges zoveel praktische adviezen aan ons meegaf, zei wel eens:?Je moet je als prediker bewust zijn dat de preek die de mensen in de kerk van je horen, de laatste preek kan zijn die ze horen voordat ze God als rechter ontmoeten. Dan moeten ze vanaf de troon van God het ?Amen? horen op jouw boodschap. De Engelse Godgeleerde Richard Baxter zei het zo: Je spreekt als stervende tot stervenden.

De omslag
Moeten wij niet erkennen dat wij in het licht van wat hier boven staat, iets wezenlijks zijn kwijtgeraakt?
Nee, het gaat me niet om woorden, alhoewel sommige woorden mijns inziens onvervangbaar zijn. Dat merken broeders die de NBV (moeten) gebruiken, bijv. in gezamenlijke diensten met de GKv
Het gaat mij ook niet om liturgische vormen en gebruiken, alhoewel die ook niet waardenvrij zijn.
Het gaat mij om de prediking van de genade op de kansel en het leven uit de genade in de gemeente.
Wij leven in een totaal andere tijd, welke woorden we daarvoor ook willen gebruiken. Maar moet de boodschap anders zijn? Ligt er geen diepe waarheid in dat eenvoudige negerlied dat zingt van ?Die ouderwetse godsdienst, die goed genoeg was voor mijn vader en mijn moeder, voor mijn grootvader en mijn grootmoeder, en die ook goed genoeg is voor mij??
Bij de voorbereiding voor dit verhaal las ik nog eens het kleine boekje van wijlen prof. dr. H. Berkhof uit Leiden: ?Crisis der midden-orthodoxie?. Het herinnerde mij aan een ouderling van de Zwolse Hervormde Gemeente, met wie ik in de vijftiger jaren nogal wat contact had. Zelf hoorde hij tot de Confessionele richting maar als ambtsdrager woonde hij regelmatig diensten bij van Bonders, vrijzinnigen en midden-orthodoxen. Zijn reactie op die diverse preken luidde: Bonders hebben wat te zeggen; vrijzinnigen ook al ben ik het niet met hen eens. Maar midden-orthodoxen hebben geen boodschap. Die doen slechts mededeling van een stand van zaken en jagen de mensen daarmee de kerk uit. Zij preken een goedkope genade die niet duur betaald is en die geen offer vraagt.
Dat was daar, een halve eeuw geleden. De verwoestende gevolgen zijn tot de dag van vandaag zichtbaar.
Hoe is het nu bij ons?
Laat ik een paar dingen mogen aanduiden.
Bij alle goede ontwikkelingen die er een halve eeuw geleden in onze kerken waren, was er toch ook een groeiende polarisatie, waardoor men minder bereid was naar elkaar te luisteren. Prof. W. Kremer heeft een aantal zaken aangeduid in zijn brochure ?Spanningen en gevaren? in het begin van de jaren ?50. De kanselboodschap van de GS 1953 signaleert een aantal zaken. Een aantal predikanten verliet onze kerken. Er ontstond een vervreemding die een dieptepunt bereikte op de GS 1974, toen de synode geen kans zag een gezamenlijke boodschap de kerken in te zenden.
En veranderde de genade en dus de prediking?  Daarover de volgende keer.

Urk                   
J. Westerink