ImageSlaapt Willem Ouweneel (1944) wel eens? Deze vraag komt bij mij op gezien de snelheid waarmee hij zijn Evangelisch-Dogmatische Reeks (EDR) het licht laat zien. In 2007 het eerste deel. Het boek dat hier besproken wordt is al het vijfde deel. Het zesde is binnenkort verkrijgbaar. En hij maakt zich er in elk deel niet in een paar bladzijden vanaf. ?Het zoenoffer van God? is nog niet eens het dikst met 365 pagina?s. Petje af voor deze veelschrijver die zich in zijn eigen website (www.willemouweneel.nl) introduceert als bioloog, filosoof, theoloog, hoogleraar/docent, prediker en publicist.

Dat lezen we toch vaak het eerst? Wat staat er op de achterkant van het boek? Staan ons verrassingen te wachten? Ik lees daar dat in dit boek een krachtig pleidooi wordt gevoerd voor de traditionele verzoeningsleer. Maar ? en dat maakt ?t een beetje spannend ? dat tegelijk ook veel overhoop gehaald moet worden ?wat in de rechtzinnige (vooral gereformeerde) theologie met elkaar verward is.? Waar zou de (vooral gereformeerde) theologie de boel verward hebben? Daarvoor neem ik u eerst mee naar pagina 58 waar de paragraaf ?Kritiek op de traditionele heilsleer? kort aan de orde komt. Een aangrijpende paragraaf waar we worden geconfronteerd met woorden van de dichter Hendrik Marsman (1899-1940) die in zijn gedicht Verzet afrekent met zijn christelijke opvoeding: ?neem mijn laatste bezit niet van mij af: MIJN zonden gaan mee in MIJN graf?. Waar we ook de woorden van de schrijver Simon Vestdijk (1898-1971) lezen ?dat het zijn eer te na is, dat iemand anders zich voor hem aan het kruis laat slaan?. Woorden die voor de hervormde hoogleraar Pieter Smits (1906-2002) uitgangspunt vormden voor een artikel dat hij in 1959 schreef en waarin hij vermeldt: ?Het is ook mijn eer te na dat iemand voor mijn schuld zou moeten boeten. Ik wens te st??n voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie.? Later zal Herman Wiersinga (1927) in zijn proefschrift de nodige kritiek hebben op de leer van de genoegdoening zoals we die o.a. kunnen terugvinden in de Heidelbergse Catechismus (zondagen 5 en 6). Ouweneel stelt dat die kritiek op veel punten terecht wordt uitgeoefend. Hij gaat daar later in het boek verder op in.
Toorn gestild
Vanaf pagina 206 houdt Ouweneel zich bezig met de vraag of de toorn van God gestild moet worden. Verzoenen heeft dan de betekenis van ?Gods aangezicht gunstig stemmen jegens de zondaar door middel van een offer?. Ouweneel verwijst o.a. naar artikel 21 van de Nederlandse geloofsbelijdenis waar we lezen dat Jezus Christus ?Zichzelf in onze naam voor zijn Vader gesteld? heeft ?om diens toorn te stillen met volledige genoegdoening?? De schrijver vermeldt stellig: ?In het NT is God nooit een vijand van de mens, maar de mens wel een vijand van God. Het NT zegt dan ook nooit dat God met de mens verzoend moet worden?, maar wel dat de mens met God verzoend moet worden. Het zoenoffer is dan ook niet bedoeld om een woedende God tot bedaren te brengen.? Er volgt kort daarna een citaat van Johan Verkuyl: ?God werd niet tot liefde bewogen door het drama van Golgotha, maar het drama van Golgotha is de diepste uiting van Gods liefde.? Wat Ouweneel ons probeert duidelijk te maken is dat God niet door het offer van zijn Zoon ?gunstig? gestemd hoeft te worden. ?God was [cursivering Ouweneel] tegenover hen al gunstig gestemd, want Hij was het zelf die Jezus zoenoffer voor hen opofferde.? Is er dan geen sprake van de toorn van God? Jawel, en die toorn heeft Jezus plaatsvervangend ondergaan. Maar niet om God te behagen of God anders te maken.
Me dunkt dat Ouweneel ons met deze overwegingen gezond aan het denken zet. Een citaat van John Murray dat Ouweneel met grote instemming vermeldt wil ik u daarbij niet onthouden: ?Het is ??n ding te zeggen dat de toornende God [door Jezus? zoenoffer] ertoe gebracht is lief te hebben. Dat zou geheel onjuist zijn. Het is een ander ding te zeggen dat de toornende God lief heeft. Dat is volkomen waar.? Bij de leer van de verzoening gaat het niet om psychologie (God gunstig stemmen). Het gaat wel om de eer van God. God heeft als Schepper en Wetgever recht op ons en Hij komt tekort aan de eer die Hij van mensen zou moeten ontvangen. Als wij God tekort doen kan Hij dat niet ongestraft laten. Zo blijken in het kruis van Christus Gods liefde en Gods recht samen te gaan. En daarmee is Ouweneel echt niet zo heel ver van de traditioneel gereformeerde opvatting af komen te staan.

Breed en veel
In bovenstaande alinea?s heb ik ??n draad uit het boek van Ouweneel getrokken. Maar dit boek biedt meer. Wie niet genoeg heeft aan een ?snel? en ?oppervlakkig? boek over de verzoening, kan ik het van harte aanbevelen. In het boek wordt rijkelijk verwezen naar Bijbelteksten. Soms houdt dat de lezer wat op (zeker als die uitgebreid geciteerd worden) maar de teksten fungeren als een prima onderbouwing. Wie op zoek is naar een overzicht en bespreking van de vele offers die het Oude Testament kent, kan in dit boekwerk goed terecht. Naast de offers bespreekt Ouweneel verzoeningsrituelen in het Oude Testament. Verzoendag, wet op de melaatsheid. Uitgebreid gaat hij in op de leren van de algemene verzoening en de alverzoening: ?Het werk van de Heiland is voldoende voor alle mensen, maar doeltreffend alleen voor hen die in Hem geloven?. Belangwekkend is wat Ouweneel daaraan toevoegt. Namelijk dat het kruiswerk met betrekking tot alle mensen nog verder reikt. Dankzij het kruis heeft Hij macht gekregen over alle mensen. Macht om de gelovigen eeuwig leven te schenken en de ongelovigen te verwijzen naar de eeuwige dood. Hij verwijst hierbij o.a. naar 2 Petrus 2:1 waar sprake is van valse leraars die door de meester (de Here Jezus) zijn vrijgekocht. Door zijn dood heeft Christus recht op hen verworven. Dat recht oefent hij uit door het oordeel over hen te voltrekken (pag. 265).
Op pagina 32 vergaloppeert Ouweneel zich volgens mij. Hij geeft aan dat er geen heil is zonder opgenomen te worden in een heilsgemeenschap. Het onderbrengen in de herberg van de door de barmhartige Samaritaan geredde man zou daar een beeld van zijn. Dat vind ik wat ver gezocht.
Positief verrassend vond ik de uiteenzetting op bladzijde 52 over genade en humor waarin hij terecht genade (hebreeuws: ch?n, jiddisch: gein) en humor met elkaar verbindt. Geestelijk en geestig vormen bepaald geen tegenstelling. ?Wie kan lachen, kent niet altijd per se ook de genade? Maar wie de genade kent, kan pas werkelijk lachen?.
 
Groningen                                   
N. Vennik

N.a.v. Het zoenoffer van God. Ontwerp van een verzoeningsleer. Door Dr. Willem J. Ouweneel. Uitgeverij Medema ? Vaassen 2009. 365 pagina?s, gebonden, ISBN 978-90-6353-5520, prijs ? 36,95.