ImageZou ik niet haten, HERE, wie U haten, niet verafschuwen wie tegen U opstaan?
Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.     Psalm 139:21-22

Christenen zaaien net zo goed haat als moslims. De Bijbel bevat op dit punt teksten die verge-lijkbaar zijn met teksten uit de Koran. Hebben zij die dit zeggen geen gelijk? Neem bijvoor-beeld Psalm 139:21-22.

Psalm 139 vind ik prachtig. Maar ik heb grote moeite met de verzen 19-22. Dat zei een ouder-ling tegen mij na een preek over Psalm 139.
Veel christenen zijn het met deze ouderling eens. Deze tekst hoort toch niet bij het christelijk geloof? Jezus houdt ons in Matteüs 5:44 voor: heb je vijanden lief. Laten we daarom deze ?haatwoorden? uit Psalm 139 maar gauw vergeten.
Of laten we ze bij het lezen van de Psalm gewoon overslaan. Dat zou niet opvallen, want deze verzen lijken niet aan te sluiten bij het voorgaande. Komen ze niet uit de lucht vallen, of beter gezegd, komen ze niet uit de afgrond op?

Verkenning
Als we deze tekst vergeten of overslaan, maken we het onszelf te gemakkelijk. Hoe moeten we dan deze woorden verklaren? Mag je zeggen dat dit tot de trekken van het OT hoort die het NT achter zich gelaten heeft? Laten we voorzichtig zijn om te zeggen dat iets typisch oud-testamentisch en dus achterhaald is. Want Jezus citeert het OT als Hij zegt dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf. Hoe verhoudt zich dat tot Psalm 139:21-22?

Ik wijs eerst op een uitleg waarin deze verzen positief worden gewaardeerd. Voor mensen die onrecht is aangedaan, is het belangrijk als zij ruimte krijgen al hun gevoelens te uiten, ook de meest heftige zoals gevoelens van haat. Want wie zulke gevoelens opkropt, loopt ook daar-door schade op. Deze verzen maken duidelijk dat God ruimte geeft heel ver te gaan in het uiten van je gevoelens.
Bovendien laat de dichter van Psalm 139 op zijn haatuitbarsting het gebed volgen of God hem wil doorgronden en zijn gedachten wil kennen; hem van de heilloze weg op de eeuwige weg wil leiden. Zo gelezen, lijken deze verzen toch een begrijpelijke plaats in de Psalm te hebben.
Maar het is zeer de vraag of deze verzen zo moeten worden gelezen. Daarmee wil ik niets afdoen aan de waarheid dat het goed is opgekropte gevoelens te uiten. Maar dat kan niet met een beroep op Psalm 139. De dichter heeft het niet over zijn vijanden, maar over hen die Gods vijanden zijn. Daarom helpt het niet om de woorden van Jezus ? heb je vijanden lief ? uit Matteüs 5 erbij te betrekken.

Vriend van God
Maar wat moeten wij met deze verzen vanuit het geloof dat God zondaren zo lief heeft dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft om hen te redden? Hij heeft dat gedaan om zijn vijanden tot zijn vrienden te maken.
 
In Psalm 139 zingt een vriend van God over Hem. Hij zingt over Gods eeuwige liefde en over zijn eigen liefde voor de HERE. Zijn lied loopt uit op: ik ben bij U (18). Hij hoort bij God en houdt van Hem. Want God houdt van hem. Daarover verwondert en verheugt hij zich. Juist daarom weet hij dat dit niet vanzelfsprekend is.
Daarom weet hij ook dat er twee wegen zijn: een heiloze weg en de eeuwige weg (24). Je bent op de heilloze weg als je zonder God leeft. Dan ben je zijn vijand.

Zondehaat
De HERE is rechtvaardig; Hij wil in zijn schepping orde op zaken stellen. De dichter begrijpt dat. Hij staat daarin helemaal aan Gods kant. Daarom bidt hij dat er gerechtigheid geschiedt, uit een intens verlangen dat er een einde komt aan alle ongerechtigheid.
Dat betekent het einde voor mannen des bloeds, voor mensen die Gods naam misbruiken (20); kortom het is het einde van de vijanden van God. God haat hen vanwege de ongerechtigheid.
Hij haat trouwens ook in ons alle ongerechtigheid. Zij kan misbruik van zijn Naam worden genoemd (20). Daarvan overtuigd, zeggen de opstellers van het avondmaalsformulier dat we een mishagen aan onszelf moeten hebben. Zelfhaat wordt gevraagd, zelfhaat die bestaat in zondehaat. Van de zonde moet ik af, wil ik tot God kunnen komen.
Jezus heeft er toch voor gezorgd dat het goed komt tussen God en mens? Zijn kruis staat daar garant voor. Het kruis is inderdaad d? ingrijpende verandering! Maar die goddelijke ingreep maakt geen tegenstelling tussen het OT en het NT, tussen oordeel en genade. Ook het OT kent de lijn van de genade. Die lijn komt in Christus sterker naar voren. Maar dat betekent niet dat de lijn van het oordeel daardoor is afgeschaft. Want Gods eer en de gerechtigheid staan op het spel. Het oordeel is daarom alleen maar opgeschort.

Aan Gods kant
Wij leven in het heden der genade, waarin het evangelie wordt gezaaid. Dat evangelie zegt dat Gods oordeel zich aan Christus heeft voltrokken. Maar dat oordeel zal ook worden voltrokken aan hen die het evangelie verwerpen. Want daarmee wordt de liefde van de hemelse Vader verworpen. Wee ons, als we dat doen. Dat blijkt in Ps. 139; het blijkt nog sterker in het NT.
Christus wordt verkondigd opdat wij geloven. Opdat wij overweldigd worden door zijn gena-de. Dan is de hemelse Vader met zijn liefde nabij. En wij mogen nabij Hem zijn. Daarbij hoort haat tegen alle onrecht. Ik kan niet voor God bestaan als ik daar niet tegen ben. Geloof betekent dat ik bang ben voor de fascinatie van het kwaad. Als die vrees ontbreekt, kan ik mogelijk heel vroom praten. Maar dat heeft voor God geen waarde. Het is misbruik van zijn Naam.
Tot een leven met God hoort dat je je vijanden lief hebt, maar ook dat je de vijanden van God haat. Dat je onrecht en goddeloosheid radicaal de rug toekeert. Dat je dat doet, omdat je aan Gods kant staat.

Het is wel anders dan in het OT. Want Jezus Christus is aan het onrecht ten onder gegaan. Hij heeft de schuld op zich genomen, de zonde gedragen. De straf die de vrede aanbrengt, was op Hem. Maar juist vanwege die onbegrijpelijke liefde staat alles op scherp. Daarom spreekt Openbaring 6:16 over de Toorn van het Lam. Welke vijand van Hem kan bestaan? Alleen zij die hun gewaden wit gewassen hebben in het bloed van het Lam (Op.7). Zij laten zich door Jezus leiden op de eeuwige Weg. Hij bepaalt hun keuze en houding.
Zo is het ook in Psalm 139. De dichter zegt in geloof ja tegen de Here. Hij zegt: God heb ik lief, daarom zeg ik nee tegen zijn vijanden. En als zij nee blijven zeggen tegen Hem, zullen zij omkomen. Dat heeft niets te maken met haatgevoelens of haat zaaien. Ook dit is een vrucht van het evangelie.
Maar in het heden der genade klinkt dat evangelie tot behoud. Met zijn Woord wil God ons nabij komen met zijn eeuwige liefde. Hij wil ons daarmee winnen voor zich. Om ons tot in-tense liefde voor Hem te brengen. Met alles wat dat inhoudt. Ook dat zijn vijanden jouw vij-anden zijn. Die haat komt overeen met de haat van God zelf, omdat je liefde voortvloeit uit zijn onpeilbare liefde. Dit is haat uit brandende liefde.

Amersfoort                                      
D. Visser