De driejaarlijkse generale synode is weer van start gegaan. Er is een volle agenda, met onderwerpen die veel stof tot gesprek zullen geven. E?n van de redenen daarvoor is de grote verscheidenheid in de CGK. Veel kerkleden hebben het gevoel dat wat op een synodevergadering besproken en besloten wordt weinig of niets te maken heeft met hun eigen gemeente.
Ze doen maar, hoor ik daarom nogal eens over een synode zeggen. Dat begrijp ik, vooral als een synode besluiten neemt die naar je overtuiging voor de eigen gemeente of voor de kerken als geheel niet goed zijn. Toch is dit een wat eigenaardige reactie. Want de synode zijn wij.
Wij? Wij hebben niets met de synode. Die vergadering staat ver van ons af. Dat kan, maar dat ligt dan aan onszelf. Het ligt aan de manier waarop we tegen de synode aankijken. Want wij zijn de synode. Het is ?nze synode. Ga maar na. De CGK bestaan uit plaatselijke gemeenten die hebben uitgesproken dat zij door de band van het geloof met elkaar verbonden zijn. Vanuit die geestelijke verbondenheid zijn afspraken gemaakt over wat we samen doen. Tot die afspraken  behoort dat er elke drie jaar een brede vergadering zal plaatsvinden waaraan 52 afgevaardigden deelnemen die door het geheel van de kerken worden afgevaardigd. Zij werken dan de agenda af die op tafel is gelegd door de kerken. Door ?ns dus.
Van verschillende kanten wordt steeds herhaald dat de gekozen afvaardiging geen vertegenwoordiging van de volle breedte van de kerken is. Dat er daardoor verkeerde besluiten worden genomen.
U hoort mij niet zeggen dat op een synode alles volmaakt is. Over wat (volgens mij) onvolmaakt is, zou ik u veel kunnen vertellen. Dat geldt trouwens van het hele kerkelijke leven. Dat is altijd zo geweest.
In de begintijd van de CGK vonden de synoden vrijwel altijd in een crisissfeer plaats. Toch was er de wil om samen een weg te zoeken. Die weg werd begaan, zij het met vallen en opstaan. Want er was geestelijke herkenning.
Dat laatste ontbreekt in onze tijd teveel in de CGK. Daarom gaat alles zo moeizaam en achteruit. Dat wordt gezegd, maar is het waar? Of wordt het door het vaak te zeggen opgeroepen en gevoed? Ontbreekt de wil om verder samen op te trekken? Terwijl we om zakelijke redenen moeilijk uit elkaar kunnen? In de jeugd van de CGK werd er al gezegd: bij elkaar deugen we niet, van elkaar meugen we niet. Dat werd gezegd vanuit de geestelijke verbondenheid die er ondanks alles toch was.
Ik hoor niet bij hen die zeggen dat die geestelijke verbondenheid nu ontbreekt. Ik vind wel dat die zou kunnen worden versterkt. Het zou goed zijn als we ons daarvoor inspanden. Als onze grootste inspanning (gemeenschappelijk) gebed zou zijn. Samen voor Gods aangezicht, smekend en luisterend maakt alles anders. Laten we z? in de kerken bidden en werken. Op elk niveau. Ook op synodaal niveau.
Laten we Gods eer zoeken en het heil van de kerken. Dan wordt er ook gezocht naar wat in deze tijd heilzaam is voor de gemeenten. Dat vraagt vindingrijkheid. Ik heb de indruk dat geestelijke creativiteit ons teveel ontbreekt. Dat kunnen we dan plotseling niet van een synode verwachten. Op die vergadering roeien we met de riemen die we hebben. De afgevaardigden werken met de mogelijkheden die zij hebben gekregen van God. En van de kerken. De kerken maken de synode. Wij vormen de kerken. Daarom zijn wij de synode.

Amersfoort                                      
D. Visser