Het is alweer heel wat jaren geleden dat een zuster uit een gemeente die ik mocht dienen haar bezwaren kenbaar maakte met betrekking tot de belijdenisgeschriften van de kerk. 'Niet de leer, maar de Heer', was haar – overigens toen al niet meer zo originele - standaarduitdrukking om haar afkeuring over de leer van de kerk te laten blijken. Ze was niet de enige die zo dacht. Ook anderen uit het gezin waar ze vandaan kwam huldigden dit standpunt en staken dat niet onder stoelen of banken. Sommigen van hen hebben daar de consequentie uit getrokken en zijn overgestapt naar een evangelische gemeente. Intussen zijn we zoveel jaren verder en is het aantal gereformeerde christenen dat haar bijvalt alleen maar toegenomen. Meer en meer ontmoet je mensen die de leeruitspraken van de kerk een blok aan het been vinden. We hebben de Bijbel en daar hebben we genoeg aan. Die kerkelijke dogma's, vastgelegd in een geschrift, zijn maar mensenwerk. Nu is dat laatste natuurlijk waar. Aan het tot stand komen van onze reformatorische belijdenisgeschriften zit een geschiedenis vast waar mensen bij betrokken waren. Dat geldt trouwens ook voor bijvoorbeeld de twaalf geloofsartikelen die we iedere zondag belijden en waarbij we dan zeggen dat we dat doen 'in gemeenschap met de kerk van alle tijden en plaatsen'. Dat laatste – in gemeenschap met de kerk – geeft al aan dat het in een belijdenisgeschrift niet gaat om een privéaangelegenheid, maar om een akkoord waarin de kerk de kernen van haar geloof tot uitdrukking brengt. 'Alleen de Bijbel' is ook een dogma, een leeruitspraak die, als je deze serieus doorvoert, geweldige gevolgen heeft. Immers, alleen de Bijbel houdt dan tijdens een kerkdienst in dat je ook alleen maar de Bijbel aan het woord laat, dus leest, zonder enige uitleg of commentaar. Geen preek meer, want elke preek is een menselijke verwoording van wat wordt gelezen. Niet meer zingen, want elke psalm, gezang of lied is een menselijke bewerking van wat men in de Bijbel meent gehoord te hebben.
Natuurlijk bedoelt men het met de uitspraak 'alleen de Bijbel' niet zo. Maar men heeft niet door dat het belijden en beleven van de inhoud van het geloof niet slechts een individueel, maar ook en vooral een gemeenschappelijke aangelegenheid is. Gods volk is in al zijn verscheidenheid een eenheid in Christus, Die als Persoon de Waarheid is. Maar die ook gesproken en geleerd heeft zaken waar niet aan getornd mag worden en die daarom verwoord, overgedragen en eigen gemaakt moeten worden. Noem het onderricht, leer, maar dan wel met een inhoud die fundamenteel en onmisbaar is voor een echt geloofsleven. Als op de Pinksterdag (!) duizenden mensen tot geloof en bekering komen dan gaan die mensen niet ieder individueel hun eigen weg, maar dan komen ze bijeen en volharden ze in de leer van de apostelen. In Hand. 13:12 wordt dat 'de leer van de Heere' genoemd. En in de brieven aan Timoteüs de goede leer, de gezonde leer, de leer die in overeenstemming is met de godsvrucht. In 1 Tim. 5:17 worden Woord en leer zelfs in een adem genoemd. En Ef. 4:14 waarschuwt Paulus zelfs tegen allerlei wind van leer.
Wat bedoelen we met onze belijdenisgeschrift anders dan deze leer te verwoorden en te bewaren, waarbij de inhoud altijd weer getoetst mag en moet worden aan het Woord. Leer of Heer? Ze vormen geen tegenstelling, maar een eenheid. Ze bewaren zo voor individualisme en subjectivisme. Waar de Heere is, is de leer en waar de leer is de Heere.

Heerde   
G. v.d. Groep