Het valt niet mee deze zomer. Er komt namelijk nogal wat regen uit de lucht vallen. Het voorjaar 2011 wordt als ‘droog’ getypeerd. De langste dagen van dit jaar zullen naar alle waarschijnlijkheid als ‘nat’ worden bestempeld. Vakantiegangers (zeker de kampeerders) horen urenlang het getik op hun tent of caravan. Andere campinggasten zijn het luisteren daarnaar moe, pakken hun spullen en keren zoals dat heet huiswaarts. Sneu zo’n verregende vakantie. Een aantal mensen laat het er niet bij zitten. Zij boeken een last minute en vertrekken naar zonniger oorden. Ik heb nog geen boer gesproken maar ik vrees dat ik te horen krijg dat dit te veel van het ‘goede’ is na de zeer droge lente. Het weer we hebben er met zijn allen nog steeds geen vat op. En hoe vaak zeggen we dan tegen elkaar: “en dat is maar goed ook;  je moet er toch niet aan denken dat slechts één persoon of één macht het over het weer voor het zeggen zou hebben?” Het is dan ook vreemd dat ondergetekende een commentaar schrijft over het weer. Wat moet je daar nu over zeggen? Er zijn mensen die bij bijzondere weersomstandigheden een stellige conclusie beginnen te trekken. Namelijk dat dit noodweer gezien moet worden als een straf van God. De ene keer is het de straf van God omdat er op die plek zoveel rooms-katholieken wonen (een aantal jaren geleden verkondigde een predikant dat toen er in Limburg overstromingen waren). De andere keer is de reden dat het getroffen gebied bevolkt wordt door te veel niet-gelovigen. En zo is altijd wel een groep te vinden die de ellende aan zichzelf te wijten heeft. Wie er naar op zoek is vind altijd wel een zondebok.
Ik vind het zonde van de inkt om dit soort bevindingen van commentaar te voorzien. Antwoord een zot niet naar zijn of haar dwaasheid, zal ik maar zeggen. Waarmee ik deze alinea als afgerond beschouw.

Toch wil ik iets met u delen. Het gebeurde gisteren tijdens de kerkdienst. De preek had ik gehouden. De gemeente had zingend geantwoord. We gingen bidden. En het gebed was nog niet goed en wel begonnen of het begon me toch te plenzen. Een echte hoosbui. Ik kon er niet omheen. Het horen van de regen – iedereen hoorde het – ik kon niet anders dan het ‘verwerken’ in mijn gebed. De regen roept associaties op met de Geest van God. Het beeld van de regen als verwijzing naar wat God in zijn genade aan ons geven wil: zijn levendmakende Geest. Ik dacht nog even: het zou niet verkeerd zijn als de regen door het dak heen komt. Dan kunnen we de regen aan den lijve ervaren. Het ‘amen’ van ons gebed klonk en de bui was over. Ik weet wel: deze heftige regenbui viel niet alleen op ons kerkgebouw. Ze kwam ook neer op de snackbar die zo’n 150 meter van onze kerk verwijderd is. Maar af en toe heb je dat. Van die momenten dat je het zomaar ‘weet’: deze bui viel precies op tijd! Dank U, Vader! En laat een ander dan maar vertederd glimlachen, als je dat vertelt. Ik ervoer deze bui als een sprankelende knipoog van God.

Groningen         
N. Vennik