Kerken worden kleiner. Gestaag loopt in Nederland het ledenaantal terug. Vacatures voor functies binnen het kerkelijk leven worden moeilijk vervuld. De middagdienst staat onder druk.
Niets is zonder oorzaak, ook niet de krimp van het kerkelijk leven. De oorzaak daarvan kunnen we zoeken op het menselijk vlak: bij een veranderde mentaliteit en levensinstelling, bij de secularisatie. Ook bij de duivel die zijn aanval op de kerk geen moment onderbreekt. Maar zouden we de hand van God mogen vergeten? Het evangelie leert dat de Here de zijnen beproeft. Zou die beproeving er nu niet zijn? Wim Dekker spreekt in zijn 'kleine theologie voor een krimpende kerk' over een oordeel van God: het lijkt wel dat Hij afbreekt wat Hij eerder heeft opgebouwd. Gods slaande hand is voelbaar. Maar niet iedereen voelt die hand. Dekker vraagt zich af of we misschien zozeer in de greep van het wereldse denken zijn dat we de huidige crisis in het kerkelijk leven nauwelijks meer in verband brengen met God. Wanneer we onze belijdenis serieus nemen moeten we ervan uitgaan dat niets bij toeval gebeurt. Petrus spreekt zelfs over een oordeel dat begint bij het huis van God. Uit zorg om het kerk-zijn worden initiatieven geboren. Er vindt bezinning plaats. Methoden van gemeenteopbouw zouden de terugloop van het ledenaantal moeten tegenhouden, het proces van secularisatie keren en een nieuwe impuls geven aan het kerkelijk leven. Ook Marius Noorloos heeft zo'n methode geschreven. Het boek dat bij die methode hoort, beleefde in 2009 zijn negende druk. Deze methode is volgens de bedenker een beproefd gemeenteopbouwmodel dat, als het goed wordt toegepast, echt antwoord biedt op de secularisatie. Eerder sprak hij over 'het enige beproefde model'. Maar die uitspraak heeft hij bij nader inzien bijgesteld. De methode draait om de letters C, B en A. De C staat voor communicatie, de B voor bezinning en A voor activiteiten. Noorloos plaatst de C voorop. Communicatie verdient volgens hem momenteel de meeste aandacht. Als mensen goed met elkaar communiceren en oprechte belangstelling hebben voor elkaar, een rondje lief en leed doen voorafgaande aan een vergadering, wordt de onderlinge band hechter en de gemeente gebouwd. De laatste tijd voegt Noorloos aan de genoemde letters ook de X toe. Volgens hem is de X-factor van de predikant en de kerkenraadsleden ook van groot belang.
Stellig heeft deze methode van gemeenteopbouw waarde. De adviezen van Noorloos kunnen de gemeente ten dienste komen. Maar is daarmee werkelijk een antwoord gegeven op de secularisatie? Kunnen wij van ons uit daarop eigenlijk wel een antwoord geven? Kunnen wij met ons plan van aanpak een dam opwerpen tegen Gods oordeel? Past ons dan niet eerder een houding van verootmoediging? Uiteindelijk is er slechts één antwoord op de secularisatie: het werk van God in Christus en door de Heilige Geest. Dat antwoord wordt gegeven in de verkondiging van het evangelie. Is niet de crisis in de kerk een crisis in de prediking? Maar al te vaak ontbreekt het besef dat de Here zelf in de prediking spreekt. Dat besef vervlakt al wanneer in de kerkdienst wordt verklaard dat we met elkaar gaan nadenken over een bepaald tekstgedeelde. Het is dan alsof we in een gezamenlijk proces van bezinning tot een bepaalde conclusie kunnen komen. Tegen die achtergrond zou het geen kwaad kunnen wanneer we af en toe te rade gaan bij D. Martyn Lloyd-Jones die een indrukwekkend boek heeft geschreven over prediking en predikers. Voor hem was de prediking de hoogste, grootste en heerlijkste roeping waartoe een mens ooit kan worden geroepen. Laten we dat besef vasthouden. Of zijn we misschien al zo in de greep van het wereldse denken dat we de preek nauwelijks meer in verband brengen met die roeping? God verkondigt zijn antwoord op onze diepste nood juist in de prediking. Daarin spreekt Hij eveneens jegens elk die voor Hem leeft over blijde troost en vrede, ook met betrekking tot de kerk.

Feanwâlden                                        
D. J. Steensma