En daar laaide de discussie weer op. Die over het homohuwelijk en de weigerambtenaar. Mag een ambtenaar er vanaf zien een huwelijk te sluiten tussen seksegenoten? Weggaan of blijven zitten? Verwacht van deze column niet ‘het’ antwoord.

Ik kan mij herinneren dat er binnen een kerkenraad een lastig vraagstuk speelde. Het ging over de vraag of het huwelijk van een samenwonend stel kerkelijk bevestigd kon worden. Gesprekken met betrokkenen waren gevoerd. De details en achtergronden van de situatie laat ik rusten. De problematiek lag nu op de tafel van de kerkenraad. Voors en tegens werden uitgewisseld. Dan opeens neemt een broeder het woord: ‘Als we hier vóór stemmen dan stap ik op als ouderling.’ Daar ligt de steen in de vijver. Het machtswoord is gesproken. De broeders kijken elkaar beteuterd aan. Dus als we hier vóór stemmen dan weigert broeder X nog langer mee te doen. Dat u het maar weet…
Ik zal u verder niet lastig vallen met de uitkomst van het overleg binnen de raad. Het gaat me hier om de weigering nog langer deel uit te maken van een ‘gezelschap’ als het anders gaat dan je ‘gewild’ of ‘gehoopt’ had. Mij is het verhaal bekend van een predikant die tijdens een vergadering geconfronteerd werd met een machtswoord zoals hierboven omschreven. De predikant – tevens voorzitter van de vergadering – liet overgaan tot stemming waarna het voorstel tegen de wil van degene die net zijn machtswoord had gesproken werd aangenomen. De voorzitter stelde vast dat het voorstel was aangenomen en stelde de vergadering vervolgens voor om alvast namen te noemen voor de zojuist ontstane vacature. De weigerambtsdrager reageerde hierop met de woorden: ‘Ja, maar zo heb ik het niet bedoeld…’ De voorzitter had hem wel zo begrepen…

Nu, zo schrijvend, realiseer ik me natuurlijk al te goed dat één en ander dieper gaat dan de vraag of ‘iemand’ ‘iets’ wel of niet voor zijn of haar rekening wil nemen. “Het Woord van God wijst toch de weg? Wij dienen toch naar de Bijbel te luisteren en te gehoorzamen? God méér gehoorzamen dan mensen. Het gaat toch om de principiële discussie. En als ik mijn principes heb, nou, dan houd ik me daaraan.” Waar passeer je een grens?

De verpleegkundige die graag op de afdeling neonatologie wil werken en tijdens de sollicitatieprocedure geconfronteerd wordt met vragen rond zwangerschapsafbreking. Weigeren? En dan is er dus straks geen christen of christin werkzaam op welke afdeling neonatologie dan ook. Is dat dan wél de bedoeling? Lastig!

Wie hier met (geestelijk) harde hand gaat aangeven wat een ander in dit soort conflictsituaties behoort te laten moet uitkijken. Wie vrij snel zegt: ‘Moet kunnen’, die moet niet minder uitkijken. De Bijbel moet open. De handen zullen gevouwen dienen te worden. Het verlangen naar wijsheid, naar de Geest, laat dát er zijn.

Was Elia op de goede weg: ik weiger mee te doen – in Gods naam – met het bewind van Achab. En was Obadja (hofmeester van Achab en in die positie 100 profeten het leven reddend)  in Gods naam op de goede weg? Hij weigert die profeten aan hun lot over te laten (1 Kon. 18).

En dan herinner ik me de genezen Naäman (2 Kon.5:18-19). Hij belijdt de God van Israël als zijn HEER. Zal de HEER hem vergeven als hij dient te buigen voor de god Rimmon wanneer zijn vorst buigend op Naäman leunt? Elisa antwoordde: ‘Ga in vrede.’

Groningen         
N. Vennik