Begrijpelijk Nederlands is nog niet zo eenvoudig. Zo lees ik in de krant (ND 7 mei 2012). Het blijkt dat nogal wat organisaties momenteel hun stukken (algemene voorwaarden, reglementen, etc.) aan het omzetten zijn zodat ze goed leesbaar zijn. Op het internet heb ik in de afgelopen jaren al talloze malen ‘ja’ aangeklikt op de vraag of ik akkoord ga met de algemene voorwaarden zonder die voorwaarden ooit een blik waardig te keuren. En als ik al de moeite nam om de inhoud te raadplegen dan verloor ik onmiddellijk mijn belangstelling omdat ik eerst een serie definities me moest eigen maken. Wegklikken. Zal wel goed zitten. ‘Ja, akkoord’ aanklikken en verder gaan. Een goed initiatief dus: vertaling(!) van bijkans onverteerbaar Nederlands naar Nederlands in hapklare brokken.

Addertje onder het gras is het slot van het artikel. Een neerlandicus vertelt daar dat het een goede zaak is om aandacht te hebben voor begrijpelijk taalgebruik maar – en ik citeer – ‘het nadeel is dat begrijpelijk schrijven verworden lijkt tot een trucje dat iedereen zou kunnen leren. Je past een paar richtlijnen toe op een tekst – korte zinnen, weinig lange woorden, geen figuurlijk taalgebruik – en voilà, hij is begrijpelijk. Maar zo werkt het helaas niet. […] Naast begrijpelijke taal gaat het ook om de context, de dosering – breng hooguit een of twee boodschappen tegelijkertijd – en de volgorde.’

In bovenstaande uitlating trof mij vooral het woord ‘trucje’. En dat zette mij vervolgens aan het denken. Zeker ook omdat ik een aantal pagina’s daarvoor in dezelfde krant een kolommetje had gelezen over het gegeven dat de kerk weinig missionair is omdat ‘alles missionair is’. Iedereen en alles is missionair binnen de gemeente. We dienen – om het beeld van begrijpelijke taal er maar op toe te passen – alles toegankelijk en open en ‘verstaanbaar’ te maken maar de vraag is en blijft natuurlijk of we wel rekening houden met de context, dosering en de volgorde.

Ik begrijp het wel, hoor. De kerk is in de afgelopen tien tot vijfentwintig jaar steeds meer tot het besef gekomen dat ze ‘er niet meer toe doet’. We kunnen er niet meer op rekenen dat de kerkgebouwen vanzelf vol raken. We kunnen er niet meer – als bijna vanzelfsprekend - van uitgaan dat onze kinderen ‘automatisch’ voor God en voor kerkgang kiezen. De stem van de kerk – wie hoort die nog? De verzuiling – die zijn we alweer een poosje voorbij. En we hadden ons natuurlijk teveel geïsoleerd van andere kerken én van degenen ‘die nergens aan doen’. Het werd tijd voor een frisse wind van begrijpelijkheid en toegankelijkheid en laagdrempeligheid. ‘Een kerk is per definitie missionair.’ En dat is natuurlijk honderd keer waar. Maar we moeten ook uitkijken dat we ons met zijn allen niet in een ‘trucje’ aan het draaien zijn.

Ik zal het maar gewoon zeggen. Stel nou dat ik algemene voorwaarden krijg in begrijpelijke taal. Wat doe ik dan? Precies, dan lees ik ze nog steeds niet. Niet relevant. En dat is waar ik wat mee worstel. Nog niet eens – denk ik - met het feit dat de kerk ‘totaal’ missionair is of dient te zijn maar wel met de vraag of de boodschap die zo begrijpelijk mogelijk uitgedragen wordt nog als relevant wordt ervaren. Maar kijk – daar ga ik al. Ik ga al mee in het ‘trucje’. Of Gods woord relevant is dat bepaal ik niet. Dat bepaalt Hij. Zo geldt het ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar mij terug, niet zonder eerst te doen wat ik wil en te volbrengen wat ik gebied (Jes.55:11).

 

Groningen  
N. Vennik