Individualisering is een kernwoord in onze tijd. Op zichzelf is aandacht voor het individu prima. Maar wat moeten we daarvan denken in een wereld waarin vereenzaming en verkilling toenemen? De zorg voor elkaar staat onder druk. Het sociale klimaat wordt kouder en killer. De een verlaagt de ander maar al te vaak tot een middel om een doel te bereiken: genot, rijkdom of aanzien.

Eeuwenlang is onze westerse wereld ervan uitgegaan dat de mens zich moet schikken naar de orde van God in zijn schepping. Met ons verstand zouden we die orde tot op zekere hoogte kunnen kennen. In de achttiende eeuw verandert het patroon van denken. Mensen hechten minder waarde aan het Woord van God en gaan vertrouwen op hun eigen inzicht in de werkelijkheid. Zij zoeken naar wetten voor het samenleven alsof God niet bestond. Tot dan toe bewoog het verstand zich volgens Kant om de gegeven orde heen. Het is anders volgens hem: het verstand staat in het middelpunt. De dingen van de wereld bewegen zich eromheen. Het verstand ordent zelf de wereld.

Toch zijn mensen ook daarna nog in verwarring over wat zij waarnemen en meemaken. Is de werkelijkheid wel zo ordelijk als altijd is gedacht? Is het waar dat we daaruit kunnen afleiden hoe wij met elkaar zouden moeten omgaan?  Dat bracht onze westerse wereld echter niet terug tot God. Ze ging daarentegen het verstand een nog grotere rol toekennen: het zou moeten meehelpen bij het realiseren van een betere toekomst waarin de risico's van het bestaan tot een minimum konden worden beperkt. De mens ging te midden van de chaos van het bestaan zoeken naar wetten. Op grond daarvan zou hij zijn eigen toekomst kunnen construeren. De wetenschap kreeg een steeds belangrijker taak in deze ordening van de wereld, de samenleving en menselijke relaties.

Het vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving groeide. Voorheen zou worden gevraagd naar de orde van de schepping. In de 'moderne' wereld vragen mensen naar de functie van samenlevingsverbanden zoals huwelijk en gezin. Steeds sterker werd de gedachte dat de functies die de samenlevingsverbanden tot dusver hadden, op een andere manier zouden kunnen worden ingevuld. Mensen werden managers in relaties. De gegeven orde werd minder vanzelfsprekend. Het verstand aanvaardde alleen die regels voor menselijk samenleven die naar zijn oordeel functioneel waren.

Zo heeft de mens steeds meer een zelfstandige positie ingenomen tegenover zijn Schepper. Daarin kwam een zekere zakelijkheid mee, en ook de gedachte dat we ons bestaan zouden kunnen beheersen. De mens wordt constructeur van zijn eigen leefwereld. Hij raakt vervreemd van wat God goed heeft gedacht. Het gevolg daarvan was een killer wordende samenleving. Concrete zorg voor elkaar raakte uit het zicht. Het individualisme tastte het cement van de samenleving aan. Het besef verminderde dat wij van oorsprong af aan elkaar verbonden zijn en op elkaar aangewezen. Omdat kinderen en jongeren vandaag maar al te vaak lijden aan gebrek aan zorg, is het voor hen lastiger zelf zorgzame burgers te worden. Ze kunnen steeds moeilijker hechte banden aangaan en onderhouden. De samenleving valt uiteen in individuen die louter op zichzelf gericht zijn: de een ziet de ander niet als persoon die in zichzelf waardevol is maar als object en instrument. Velen voelen zich eenzaam en verlaten.

Hoe zouden we het tij kunnen keren? Uiteindelijk kunnen we niet anders dan teruggaan naar Hem die in het begin heeft gesproken en zijn schepping nog steeds onderhoudt en regeert. De Bijbel spreekt over bekering. We zullen nauwkeurig moeten luisteren naar wat God ons zegt, ook via de concrete structuren van zijn schepping. Hij spreekt daardoor en geeft meer dan voldoende aanwijzingen voor een zorgzaam omgaan met elkaar tot welzijn van mens en samenleving.

 

Feanwâlden
D. J. Steensma