Klassieke kerkdiensten. Menig kind en jeugdige verdraagt de in hun ogen en oren ouderwetse vormen die we gewoon zijn. Klassieke liederen en orgel. Predikant die een monoloog houdt. Wij ouderen vinden het vanzelfsprekend als de jeugd zich aanpast. Week in week uit.

Dan, slechts één keer in de twee maanden: ’s avonds een jeugddienst. Een aantal jongeren staat reeds ’s middags (!) in de kerk te oefenen, op instrument en zang. Maar zit dan ’s avonds de zaal stampvol met ‘ouderen’? Verdragen wij op onze beurt het ‘lawaai’ van het slagwerk? Per slot van rekening zijn we een orgel gewend dat er ook wat van kan. Ongeveer één keer per jaar is er een ‘dienst voor broeders en zusters met een verstandelijke beperking’. Blijven wij ook daar weg?

Vreemd: we creëren een extra klassieke paralleldienst náást een jeugddienst. Is dat voor hen die dat ‘nieuwe’ niet ‘verdragen’? Maar wel van jóngeren verdraagzaamheid vragen? Wat maakt dat we massaal wegblijven van een gehandicaptendienst? Waar overigens géén paralleldienst naast wordt georganiseerd, want dat is wat onkies…

Is dit een plaatselijk, Hoogeveens verschijnsel? Of breder? Ons massale wegblijven, hoe komt dat over? Zijn onze vormen, onze voorkeuren belangrijker dan ‘deze kleinen’? Zijn jongeren en gehandicapten onbelangrijk? Er is één Persoon die juist van ‘deze kleinen’ houdt. Hij vond hen uitermate geschikt voor het Koninkrijk. Dat is: geschikt voor Zijn goddelijke inwoning! Geschikter dan de vastgeroeste, op zichzelf en hun eigen praktijken vertrouwende volwassenen. In kerkelijk en ander opzicht.

Het gaat me hier niet om een nieuw regeltje, dat je zo’n kerkdienst zou moeten bezoeken. Regels verlossen niet. Jezus zegt: ‘Wie deze kleinen ontvangt, ontvangt Mij.’ Hij wil met deze woorden juist de ‘groten’ helpen. Wij die zo gemakkelijk té groot(s) blijven. Doordat wij ons houvast zoeken in onze eigen gewoonten, in plaats van in Hem. Hij gunt ons iets beters dan onze bewoning van ‘heilige huisjes’. Namelijk Zijn goddelijke inwoning in óns. Wij zélf zijn huisjes…

Élk menselijk houvast staat echter goddelijke inwoning in de weg.

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen