Het is gewoon een gegeven. Onze samenleving wordt steeds seculierder. Onlogisch is het niet dat daardoor de godsdienstvrijheid onder druk komt te staan. Het is niet direct een menselijke eigenschap elkaar spontaan wat te gunnen. ‘Vrijheid voor kerken is een zegen die voorbij kan gaan,’

was de strekking van een rede die SGP-voorman Kees van der Staaij 16 mei hield tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse kerk in Den Haag. Vier dagen later was er in Utrecht een symposium over godsdienstvrijheid, georganiseerd door drie universiteiten. Die aandacht is niet overbodig. Godsdienstvrijheid vraagt om alertheid.

 

Een van de sprekers op het universiteits-symposium, dr. Van der Tol, sprak van een spanningsveld tussen vrijheid en gelijkheid. ‘Het recht om niet gediscrimineerd te worden tegenover de vrijheid van godsdienst en geweten.’ Het is een zinnetje waar je wel even op moet kauwen, maar het geeft perfect aan op welk gebied de discussie zich op dit moment afspeelt. Een andere mening hebben dan de gangbare wordt al heel snel bestempeld als discriminatie. Recentelijk stonden daarom twee predikanten en een politica voor de rechter. Een spannende aangelegenheid. Het is tot nu toe goed  afgelopen, maar de angst dat je door de Bijbel te citeren voor het recht gedaagd kan worden is wel bewaarheid.

 

 

Van der Staaij besloot zijn toespraak met de volgende woorden: ‘Vrijheid voor de kerken, vrijheid voor de verkondiging van het Woord, is een groot goed, niets minder dan een zegen. Staatsrechtelijke beginselen kunnen een waardevolle bescherming bieden tegen de waan van de dag en de grillen van de macht. Maar laten we ons niet rijk rekenen - de verkondiging van de ene naam die onder de hemel gegeven is en het opkomen voor Gods instellingen en geboden kunnen vroeg of laat evenzeer tegenstand oproepen. Onder invloed van de waan van de dag of de geest van de tijd kan er zomaar een andere wind gaan waaien, waardoor de beschermende dijk kan bezwijken.

Vrijheid voor kerken is een groot goed. Maar het hoogste goed kan en mag niet zijn dat we met rust gelaten worden, dat we tegenstand koste wat kost uit de weg gaan.’ Als het er op aan komt moeten we offers durven brengen.

 

 

Om dat besef levend te houden hebben we onze medegelovigen nodig uit de vele landen waar godsdienstvrijheid een verre droom is. Onlangs was de Algerijnse predikant Youssef Ourahmane enkele dagen in ons land om de zaak van de christenen in het islamitische Algerije te bepleiten. Zijn eigen kerk is recentelijk door de overheid gesloten. Volgens de politie  had  de kerk geen officiële goedkeuring. ‘Dat is een terugkerend probleem voor kerken in Algerije. Wetgeving uit 2006 bepaalt dat voor het gebruik van een gebouw voor niet-islamitische erediensten toestemming moet worden verkregen. De commissie die daarover gaat, heeft sindsdien echter geen enkele vergunning afgegeven.’ Ik hoop dat zijn missie naar ons land wat heeft opgeleverd. Met alle mogelijke middelen moeten we opkomen voor onze mede belijders. En we moeten van onze eigen vrijheid vooral enthousiast gebruik maken.

 

Krijn de Jong, Urk