Er klinkt steeds vaker kritiek op subsidies voor religieuze organisaties. Natuurlijk is dat niet nieuw. Hoe vaak heeft in het verleden in het politieke debat niet de vraag geklonken of aan christelijke organisaties wel overheidsgeld mocht worden verstrekt. De gesprekken waren dan meestal gematigd van toon. Maar de laatste tijd is er een kentering merkbaar. De debatten over overheidssubsidies aan instellingen als Youth for Christ (Amsterdam) of Het Scharlaken Koord (Haarlem) worden feller. De oorzaak hiervan is, dat politici er beducht voor zijn, dat de hierboven genoemde organisaties op kosten van de belastingbetaler aan het evangeliseren slaan. Al snel wordt er dan geroepen: ?Waar is de scheiding tussen kerk en staat?? Net alsof daar een scherpe streep tussen is te trekken. Scheiding tussen kerk en staat wordt dan vaak zo opgevat, dat kerk en staat helemaal niets met elkaar te maken zouden mogen hebben. Dat er geen interactie mag plaatsvinden tussen overheidsinstanties en religieuze organisaties. Dat er geen subsidies aan religieuze instellingen mag worden verleend. De overheid moet neutraal blijven. Hoewel deze gedachtegang principieel onjuist is, wordt ze geregeld uitgesproken door met name vertegenwoordigers van de niet-christelijke partijen. En via de media wordt dan verkondigd, dat de overheid haar neutraliteit verliest door religieuze organisaties subsidie te geven. Als je dit maar vaak genoeg herhaalt klinkt het tenslotte alsof dit een gevaar is voor onze samenleving. Dat krijgt nog meer voeding door de komst van de islam en de groei van het aantal islamitische organisaties. Er wordt de laatste jaren vaak negatief gesproken over moslims. Dat kan aanleiding geven tot onzekerheid. En om aan deze onzekerheid een eind te maken worden alle godsdiensten en overtuigingen in volstrekt ongelijke gevallen maar op ??n hoop gegooid: weg met die subsidie aan religieuze instellingen.
Nu kan ik mij voorstellen, dat een overheid geen evangelisatie activiteiten subsidieert. Daar is de overheid niet voor. Maar ze kan natuurlijk wel subsidie geven voor een bijdrage aan het maatschappelijk welzijn. De ervaring leert namelijk, dat juist religieuze organisaties zich vaak verantwoordelijk voelen om een bijdrage te leveren aan de oplossing van maatschappelijke problemen. Dat maakt ze tot een belangrijke gesprekspartner in het beantwoorden van de vraag hoe je samenhang in de samenleving kunt cre?ren.
Vorige week is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken de nota ?Religie in het publieke domein? uitgebracht. Dit is een handreiking voor gemeentebestuurders voor een ontspannen omgang met religieuze organisaties. E?n van de conclusies in deze nota is, dat subsidies aan religieuze instellingen niet in strijd zijn met het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat. En wat is het eerste wat de niet-christelijke partijen roepen? ?Het kabinet laat de scheiding tussen kerk en staat los; de overheid verliest haar neutraliteit!? Vooral de VVD, PVV, D66 en Groen Links hebben hier een handje van. De politici van deze partijen zou je eigenlijk op cursus staatsrecht moeten sturen. Dan komen ze er wel achter, dat hun denken ten principale onjuist is. Het gaat er bij het beginsel van scheiding tussen kerk en staat om, dat de overheid zich niet met interne geloofszaken of kerkelijke aangelegenheden mag bemoeien. Andersom geldt, dat religieuze organisaties geen formele posities in het openbaar bestuur moeten innemen. De overheid moet niet van te voren al zeggen, dat ze niet met christelijke organisaties in zee gaat. En dat doen kamerleden en lokale bestuurders te pas en te onpas. Soms bekruipt mij het gevoel, dat daar een stuk vijandschap tegen christenen achter zit. Daardoor doen ze bijvoorbeeld christelijke zorgaanbieders ernstig tekort.

Dokkum                       
Pieter Sijtsma