Vijftig jaar geleden was het letterlijk ?uit den boze? om kritiek te hebben op de kerk of de diensten. Tegenwoordig is het ook onder de kerkleden wijdverbreid en zijn we meer bezig met elkaar in die kritiek te bevestigen, dan om haar te ontkrachten.
Waar komt toch al die onderhuidse onvrede en openlijke kritiek vandaan?  Ik heb misschien een verklaring, maar haast me er bij te zeggen dat ik er niet helemaal van overtuigd ben dat het de belangrijkste en enige verklaring is. Laten we het daarom maar het eerste vermoeden van Van Amerongen noemen. Het luidt als volgt: ?De meeste kritiek op de kerk(diensten) komt van mensen die doordeweeks het minste contact met God hebben.?
Het lijkt me logisch dat zo?n boude bewering in ieder geval om enige onderbouwing vraagt. Ik zal dat proberen, hoewel de term ?vermoeden? al aangeeft dat het wetenschappelijke bewijs ontbreekt. Je zou de bron van dit vermoeden een observationeel onderzoek kunnen noemen. Eerlijkheidshalve moet ik echter gelijk toegeven dat er niet helemaal sprake is van het volledig ontbreken van ingrijpen vanuit de observator.
Toch is het wel mijn stellige indruk dat ik de meeste kritiek hoor bij gemeenteleden voor wie het dagelijks bijbellezen, bidden en het trouw de samenkomsten bezoeken allang een gepasseerd station is.
En laten we eerlijk wezen, als de ene kerkdienst > 90 % van de wekelijkse ?tijd-met-God? beslaat, dan komt er wel heel erg veel druk te liggen op dit facet van het geloofs- en gemeenteleven. Helaas is dat wel de situatie voor een groot deel van de gemeenteleden. Doordeweeks hebben ze door een veeleisende baan, een druk gezin, sport en andere hobby?s geen tijd voor de kerk en dan blijft inderdaad de zondagse dienst als enig contactmoment over. En als de enig overgebleven band met God en de gemeente dan een beetje schuurt, is in hun beleving opeens alles van de gemeente niet meer in orde en rijp voor de sloop.

Natuurlijk mankeert er van alles en nog wat aan zowel de kerk als de diensten, maar laten we alsjeblieft ook onze zegeningen tellen. Miljoenen christenen zouden willen dat ze al die voorrechten hadden die wij hebben. Vaak een eigen predikant voor slechts een paar honderd gelovigen, een eigen kerkgebouw, eigen Bijbels in meerdere vertalingen, vrijheid van geloof, enz. enz. De kerk is in ons postchristelijke land zelfs vrijgesteld van het betalen van belasting en uw bijdragen zijn nog steeds aftrekbaar. We wonen bijna in het paradijs, maar willen het niet zien.
De omstandigheden in de kerken geven daarom nauwelijks aanleiding tot alle kritiek en onvrede. Daarbij is er de laatste vijftig jaar ook in de kerk het een en ander ten voordele verandert. Wanneer zouden we eigenlijk wel tevreden zijn met God en zijn gemeente?
Twee weken geleden luisterde ik op de radio naar een zendingswerker die op verlof in Nederland was. Op de vraag wat hem vooral was opgevallen in Nederland, was het antwoord dat de Nederlanders allemaal zo ontevreden ogen, terwijl ze werkelijk alles in overvloed hebben: ?Niemand lijkt echt blij te zijn.?

Wat is de remedie voor alle criticasters van de (kerk)diensten? Als mijn vermoeden juist is, ook al is het maar deels, dan is er m.i. maar ??n. Ga eens wat vaker bij de hemelse Vader en zijn gemeente op bezoek en maak er bij voorkeur een dagelijks feestje van. Zet je daarnaast ook buiten de diensten om in voor Zijn gemeente. Maar vergeet bij dat alles nooit om, voor we ?onze verlanglijstjes? in gaan dienen, eerst te danken voor ?nooddruft en overvloed?.

Hoogeveen                                   
Jan van Amerongen