Er zijn van die Bijbelgedeelten die je verbazen. Bijvoorbeeld de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters (Matth. 21, Marc. 12, Luc. 20). Daarin valt te lezen hoe de eigenaar van een wijngaard zijn zoon naar die wijngaard stuurt, om zijn deel van de opbrengst van de oogst op te eisen. En dan staat daar de reactie van de pachters: “Kom, laten we hem doden, opdat de erfenis van ons zal worden.”

Persoonlijk heb ik deze reactie altijd wat vreemd gevonden. Hoe haal je het in je hoofd om de zoon van de eigenaar van je bedrijf dood te maken en dan nog te denken dat de zaak van de baas mag erven? Wie zou z’n bedrijf nou aan de moordenaars van zijn kind geven? Niemand toch? Hoe komen die pachters op zulke domme ideeën?

Boerenslim

 

Bij nader inzien waren die pachters ook weer niet zó dom. Sterker nog: ze kenden hun wetten. In de tijd van Jezus waren namelijk delen van Galilea in het bezit van landeigenaren die buiten Israël woonden. Deze eigenaren waren vaak niet erg populair bij de plaatselijke boeren. Nu gingen die grootgrondbezitters ook wel eens dood. Lieten ze daarbij geen erfgenaam achter, dan ging hun grond over in handen van degene die er het eerste bij was. Wanneer de pachters uit de gelijkenis dus de zoon van de landeigenaar zouden doden, dan zou de wijngaard in hun handen kunnen komen. Een sluw plannetje, als je het zo bekijkt.

Geen vruchten

Wat heeft deze gelijkenis ons nu te zeggen? De Heere Jezus sprak hem met het oog op de overpriesters en de Farizeeërs, de geestelijke leiders van zijn tijd (Matth. 21: 45, Marc. 12: 12). Die wezen Hem af als de Zoon van God en zagen in Hem een gevaar voor het voortbestaan van het Joodse volk en voor hun eigen positie (Joh. 11: 48). Daarom moest de Heere dood. Voor Hem geen vruchten uit zijn eigen wijngaard en van zijn eigen volk. Dat wist Hijzelf ook, blijkens deze vooraankondiging van zijn eigen dood.

Een dode Heer?

Tegelijk heeft deze gelijkenis ook ons vandaag nog van alles te leren. Let nog eens op de redenatie van de pachters: als we de zoon van de eigenaar doden, dan zal de wijngaard van ons zijn. Betekent dit niet dat ze dachten dat de eigenaar dood was? Leefde hij nog, dan zou hij immers een nieuwe erfgenaam kunnen benoemen of misschien zelfs wel een strafexpeditie organiseren. Dan konden ze een ‘vijandige overname’ van het bedrijf wel vergeten. Nee, in de ogen van de pachters was de bezitter van ‘hun’ grond dood.

Uit de rest van Jezus’ woorden wordt wel duidelijk wie de eigenaar was: God zelf. Klinkt de gedachte van de pachter nu niet ineens erg bekend? God is dood, zeggen zoveel mensen tegenwoordig. Hij bestaat niet. En Jezus Christus? Als Hij al bestaan heeft, als historisch figuur, dan is Hij gedood door zijn eigen volk en “buiten de wijngaard geworpen”. Jammer van zo’n inspirerende Man, maar helaas… De wereld en haar vruchten zijn van ons mensen. Kom niet aan met praatjes van een God die eventueel nog een zegje in dit geheel zou hebben.

Geen dode Heer!

Maar, deze gelijkenis leert ons dat God helemaal niet dood is. De pachters mogen dat denken, maar dat denken zij verkeerd. De heer van de wijngaard zal komen, deze mannen ombrengen en zijn bedrijf aan anderen geven. Dit is in de eerste plaats een waarschuwing aan de Joodse leiders. Deze bouwlieden in Gods Koninkrijk (want dat waren ze, ondanks alles!) keurden Jezus af als bouwsteen, terwijl God de Vader Hem tot hoeksteen van zijn verlossingsplan had gemaakt. Hierdoor verspeelden zij hun recht op de wijngaard. Hun wachtte de dood en hun plaats zou aan anderen gegeven worden, die wel vrucht zouden dragen (Matth. 21: 43).

Even zo goed is er geen hoop voor hen die anno nu God de Vader en God de Zoon voor dood houden en buiten de deur willen. Al die dingen die zij nu nog (menen te) hebben, zullen hen ooit ontnomen worden. En dan? Dan is er niets meer. Alleen maar dood, geween en “knersing der tanden”. Dat klinkt niet aantrekkelijk? Zoek de Heere dan, nu Hij zich nog vinden laat en breng vruchten voort, der bekering waardig (Luc. 3: 8a).

 

Alexander