In het eerste artikel heb ik wat verteld over de zorg voor armen en werklozen in een crisistijd, zo’n honderd jaar geleden. In dit tweede artikel wil ik kijken hoe het vandaag kan.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de grote verandering. We kregen de gezinsverzorgster die bij ziekte de zorg voor het gezin waarnam. Keurig in uniform deden ze al het werk en zorgden voor de zieke en de kinderen tot vader weer thuiskwam van het werk. Naast de gezinszorg was er de kraamverzorgster die tijdens de tien dagen durende kraamtijd binnen het gezin de zorg op zich nam.

Bejaardenhuizen

De armenhuizen verdwenen en de bejaardenhuizen kwamen. Eerst leken ze nog sterk op de armenhuizen, maar ze werden steeds mooier met eigen kamers en veel zorg. Ook de aanleunwoning en serviceflat zorgden voor de juiste zorg op de juiste tijd.

Eerst participeerden de kerken nog in gezins-, kraam- en bejaardenzorg. Maar later nam de staat het over. Ook de noaberhulp verdween. Werden de huizen kleiner? Nee, we hadden meer ruimte nodig. De kinderen kregen allemaal hun eigen slaapkamer en opa kon er niet meer bij. Trouwens, hoe moest hij die trap opkomen? De ouderen werden ook ouder en bleven langer fit. Al met al hadden we elkaar steeds minder nodig.

Het gevolg was dat we voor zorg bij de overheid aanklopten. Een overheid die vrijgevig was. Het moest allemaal kunnen en het kon allemaal. Wat werden we verzorgd in onze verzorgingsstaat.

Totdat…. ja, totdat de bomen niet meer tot in de hemel groeiden en de enorme zeepbel van de financiële illusie uit elkaar spatte. Niet alles kon meer. Er moest bezuinigd worden. En wees nu eerlijk. Is het nodig dat nog behoorlijk fitte ouderen naar een verzorgingshuis gaan omdat het er zo gezellig is en dat het zo gemakkelijk is? Het is toch heerlijk als je na een werkzaam leven lekker in de watten wordt gelegd. Vooral als je alleen komt te staan. Maar is het nodig? En de thuiszorg? Daar moet ook wat kritischer naar gekeken worden. Want niet alles wat kan is ook nodig.

Er moet bezuinigd worden, dus alle zorgvergoeding wordt minder. Het kan niet allemaal meer, zoals het was. Daar moeten we aan wennen. Het mes gaat erin. Er wordt gehakt en waar gehakt wordt vallen spaanders. Het is niet altijd rechtvaardig. En dat vinden we niet fijn.

Participatiemaatschappij

Hoe moeten we dan verder in dit land? Terug naar hoe het ruim honderd jaar geleden was? Je mag hopen van niet. En toch zaten er ook goede dingen bij. Tijdens een verjaardagfeestje zei een jongeman van in de twintig dat hij er zich wel iets bij voor kon stellen dat hij voor zijn ouders zou gaan zorgen in de toekomst. Als het nodig is kunnen kinderen onderdak geven aan hun ouders en zorg inkopen voor de zorg die je zelf niet kunt geven. Onze jongeren denken dus niet zo negatief over de mantelzorg als er wel eens gezegd wordt. En de kerken? Ook daar mag je wel wat van verwachten. Net als vroeger maar toch anders. Misschien moeten we als kerk zelfs wel voorop lopen met het verlenen van mantelzorg. Soms gebeurt het al doordat de leden van gemeentekringen bij zorg en ziekte naar elkaar omkijken. Het is een begin, maar we moeten er rekening mee houden dat het in de toekomst meer zal worden. Er zal een beroep op ons als christenen worden gedaan. En dan moeten we klaar staan.

In Dronten wil de burgerlijke gemeente samen met de kerken kijken wat er gedaan kan worden. Een voorbeeld daarvan is om een paar huizen te huren die dan beschikbaar zijn voor mensen die vanwege achterstallige huurschuld uit hun huis zijn gezet. Er komt steeds meer zorg te liggen bij de plaatselijke burgerlijke gemeenten. De bedoeling is dat in de komende tijd de AWBZ en de jeugdzorg worden overgeheveld van het rijk naar de lokale gemeenten en dat met vijfenzeventig procent minder budget. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders van Dronten ook de kerken gevraagd om mee te denken en mee te doen om te komen tot een participatiemaatschappij. Dat vraagt om een verandering in denken en doen. Het is goed dat kerken daar ook een taak in kunnen hebben.
Er is werk aan de winkel. Mooi werk en goed werk als we het uit liefde voor Jezus doen.

Dronten                                                                                                                                        
Aurelia Jonkman