Asiel vinden aan tafel
De muziek had wat aarzelend en voorzichtig geklonken. Tijdens een avondmaalsviering enige tijd terug. Schalen en bekers gingen rond bij het getokkel op twee gitaren en de klank van een fluit. En het gebeurde dat er midden in de kerk een kindje van ongeveer achttien maanden begon te zingen. Het zat op schoot bij zijn vader, een uitgewezen asielzoeker. Het kindje zong dwars door de muziek van de gitaren en fluit heen, zelf een melodie bedenkend. Als een prille, hoge tegenstem. Ali ali... zo zong het steeds.
Een muzikant zei na de dienst tegen mij: ‘Ik kon wel door de grond zakken. Wij bakten er niks van.’ Door het geluid van zijn eigen instrument had hij het kindje niet horen zingen. Maar de mensen om mij heen hadden tijdens de viering zitten glimlachen. Minutenlang ging het kinderlijke gezang door, samen met gitaar en fluit, zolang de viering duurde. Het leek wel of juist dat muzikaal-aarzelende, gemengd met dat dunne kinderstemgeluid iets deed openbreken. Alsof dat aarzelend-zoekende zich verbond met dat kwetsbare van dit vreemdelingenkind. En een uitweg zocht, en vond.